Iedere avond las de moeder van Jutta Chorus haar voor het slapengaan voor. Nu leest ze zowel voor haar werk als voor haar plezier. Welke boeken zijn haar altijd bijgebleven?
1. Een kamer voor jezelf – Virginia Woolf
“Dit essay uit 1929 was mijn kompas bij het schrijven van Alma’s dochters, mijn pas verschenen boek over vier generaties vrouwen. Voor mij is de kern van wat Virginia Woolf schrijft dat het werk van vrouwen in de literatuurgeschiedenis niet minder gewaardeerd wordt, maar lange tijd kwalitatief minder goed was dan dat van mannen. Dat kwam doordat vrouwen – in tegenstelling tot mannen – de middelen en de rust niet hadden om hun schrijverschap tot ontwikkeling te laten komen. Ik vind het zo eerlijk van Woolf dat ze dat schrijft. Het is geen wonder dat het werk van vrouwen vroeger vaker middelmatiger was dan dat van mannen: ze zaten aan de eetkamertafel te schrijven en werden voortdurend gestoord. Zo ontwikkel je niet het zelfvertrouwen dat nodig is om goed te kunnen schrijven. In een door mannen ingerichte wereld was – en is – het voor vrouwen lastiger.”
2. De geheime tuin – Frances Hodgson Burnett
“Dit boek bewaarde ik als kind in een versierde schoenendoos vol watten. Ik las het voor het eerst toen ik een jaar of tien was, best oud dus om boeken in schoenendozen te koesteren. Maar ik vond het zó mooi. In die tijd waren we net verhuisd van Den Haag naar een dorpje in Brabant. Dat was een enorme overgang. Ik was er in alle opzichten anders: ik was een ‘stadpoepschijter’, had rood haar en een gekke naam. Het is allemaal goed gekomen, maar de eerste tijd daar voelde ik me best eenzaam. En toen las ik dit boek over een weesmeisje dat logeert op het landgoed van haar oom, waar ze een ommuurde geheime tuin ontdekt. De magische wereld die wordt opgeroepen, borduurde voort op de sprookjes die mijn moeder voorlas. Ook leuk was dat een roodborstje het meisje de weg wijst naar de tuin, want dat zijn mijn lievelingsvogels. Toen mijn moeder op sterven lag, hipte er steeds een in de tuin. Dat was heel troostend.”
3. The new journalism – Tom Wolfe en E.W. Johnson
“Dit boek leende ik in de jaren tachtig bij de bibliotheek en heb ik tot mijn schande nooit teruggebracht. Ik kon het niet loslaten, kijk maar: ik heb er van alles in onderstreept, de kantlijn staat vol met aantekeningen. Het is een verzameling van journalistieke stukken uit de jaren vijftig en zestig van schrijvers als Gay Talese, Truman Capote en Joan Didion – van commentaar voorzien door Tom Wolfe, die onder meer bekend is van romans als The bonfire of the vanities. Wolfe analyseert de verhalen op hun literaire gehalte: waarom zijn ze zo leesbaar en goed, wat maakt dit New Journalism? Op de school voor journalistiek waar ik toen zat, leerden we dat soort dingen niet – ze waren er meer van de oude journalistiek. The new journalism was voor mij een openbaring. Dit boek wees me de weg naar het soort journalist dat ik wilde worden: feitelijk, maar met een stijl die is ontleend aan de literatuur.”
4. De toverberg – Thomas Mann
“Magistraal boek dat ik kocht toen de nieuwe vertaling van Hans Driessen uitkwam. Mijn man en ik lazen het elkaar voor bij het slapengaan. Dat leest trager, soms val je in slaap en moet je de volgende avond weer even terug in de tekst. Zo voel je des te sterker: dit is minimal music, maar dan in de literatuur. Ik heb zelden zulke precieze observaties gezien, die de schrijver over de volle breedte durft uit te serveren. De rust daarvan, de ingehouden humor, de ironische maatschappelijke kritiek en dan uiteindelijk de abrupte overgang van de sprookjeswereld naar de rauwe oorlogsrealiteit – er is bijna niets knapper en mooier geschreven. Zonder me te willen vergelijken met Mann, voel ik me toch verwant met hem. Hij beschouwt de wereld met een journalistiek, koel oog zoals ik dat ook probeer. Alleen maakt hij er dan superieure literatuur van.”
5. Bernhard – Een verborgen geschiedenis – Annejet van der Zijl
“Als ik thuis voor mijn boekenkast sta, erger ik me aan de planken vol met Oranje-lectuur waar ik voor mijn boek over Beatrix veel van heb gelezen. De meeste zijn op basis van geruchten geschreven, vaak met veel plechtige eerbied. Annejet van der Zijl is een van de eersten die braken met deze traditie en is gewoon wetenschappelijk onderzoek naar Bernhard gaan doen. Alles wat ze schrijft, is op controleerbare feiten gebaseerd en dat eerbiedige vond ze nergens voor nodig. Daarin is ze voor mij een voorbeeld geweest. Haar boek is ook nog eens in een mooie stijl geschreven. Van der Zijl laat vaak eerst Bernhard iets vertellen en daarna zegt ze: ‘In werkelijkheid gebeurde er dit…’ Dat is prikkelend. Het is meer een Zeitgeist-boek dan een biografie, want ze beperkt zich tot zijn jonge jaren. Ik kan me wel voorstellen dat ze er toen genoeg van had.”
Meer lezen
- Lees ook de boekentips van Marije.
- Waarom klassieke muziek niet suf is.
- 7 bijzondere plekken in Groningen (op een wandelroute).
Interview Liddie Austin Fotografie Danique van Kesteren Illustratie Femme ter Haar
Gepubliceerd op 26 juli 2023