Journalist Sara Assarrar kon met niemand over haar hartzeer praten toen ze haar eerste hechte vriendschap verloor. In deze rubriek onderzoekt ze: waarom is vriendschapsverdriet niet meer genormaliseerd? En hoe ga je ermee om?
Het moment dat ik besefte dat mijn eerste hechte vriendschap voorbij was, staat me nog helder voor de geest. Ik was bijna twintig en kwam haar onverwacht tegen op een broeierige zomeravond in de trein naar Utrecht. Het bleek dat we allebei uitgenodigd waren voor dezelfde borrel. Ik had haar een lange tijd niet gezien.
Beladen en ongemakkelijk
“Ik ben erg druk met de deadline van een project, maar het gaat goed met me,” vertel ik. Mijn ingetogen houding laat echter het tegenovergestelde zien. Ondertussen neem ik plaats in een van de blauwe treinstoelen. Ze gaat naast me zitten en merkt de trilling in mijn stem niet op. Ik wil eigenlijk zeggen: “Het gaat helemaal niet goed met me en dat komt door jou, omdat jij me niet meer nodig hebt en ik jou wél.” Maar dat durf ik niet. In plaats daarvan staar ik zwijgzaam uit het raam en probeer ik te focussen op het schilderachtige tafereel van bossen en duinen dat voorbijtrekt. Het lukt me niet door de stilte die er tussen ons hangt. Een stilte die vroeger nooit gevuld hoefde te worden, maar nu ineens beladen en ongemakkelijk is.
Na enige tijd vraagt ze naar mijn verwachting van de borrel. Ik draai mijn hoofd in haar richting, kijk haar aan en word overvallen door een gevoel van gemis; de persoon die naast me zit, heeft hetzelfde gezicht, dezelfde gelaatstrekken en maakt tijdens het praten nog steeds gebruik van dezelfde excentrieke handgebaren, maar voelt nu aan als een vreemde. Ik wil haar niet kwijt, maar realiseer me dat er niets meer over is van de vertrouwde en fijne vriendschap die we vroeger deelden.
Uit elkaar groeien
Laatst las ik een boek genaamd Sorry dat ik te laat ben, maar ik wilde niet komen van Jessica Pan. Een specifieke passage raakte me en bracht me terug naar dat moment in de trein: ‘Ik heb een hechte vriendengroep sinds mijn tienertijd,’ vertelt het personage Amelia. ‘Ik ben heel trouw. Daar ben ik trots op. Maar we groeiden uit elkaar. Bij hen heb ik soms het idee dat ik kleren draag die me niet meer passen.’
Hoe Amelia het verwoordt, is hoe de vriendschap met mijn voormalige vriendin op een gegeven moment ook voelde. Alsof ik in haar aanwezigheid een veel te klein, oncomfortabel kledingstuk droeg, maar het niet wilde uittrekken. Dan zou ik namelijk moeten erkennen dat de band tussen ons aan het vervagen was; onze studies waren bijna afgerond, zij besloot haar religieuze roeping te volgen, beiden verhuisden we naar andere plekken en ontmoette nieuwe mensen waar we meer aansluiting mee vonden. Mijn interesses, hobby’s en dromen bevonden zich langzamerhand aan het andere eind van het spectrum dan de hare.
Het is het eerste moment dat ik me realiseer dat je ook diep verdriet kunt hebben door het verlies van een vriendschap. Geen liefdesverdriet, maar vriendschapsverdriet. Verder realiseer ik me dat ik helemaal niet weet hoe ik hiermee moet omgaan.
- De komende weken schrijft Sara elke week over haar vriendschapsverdriet en spreekt ze met deskundigen over haar hartzeer.
- Het boek Sorry dat ik te laat ben, maar ik wilde niet komen van Jessica Pan vind je hier. Of vraag ernaar in de bibliotheek of bij je lokale boekhandel.
Tekst Sara Assarrar Fotografie Nadi Whatisdeliriumo/Unsplash.com