Iris verhuisde naar het Franse platteland: ‘Zo ziet integreren er dus uit: meebuigen, op de tong bijten’

verhuizen Franse platteland

Gewoon zeggen wat je denkt: dat wordt op het Franse platteland, waar schrijver Iris Hannema woont, niet bepaald gewaardeerd. Dus kiest ze nu voor knikken, hummen en d’accord – en eigenlijk voelt dat best goed.

Ik begon met reizen toen de mobiele telefoon nog een Nokia was die in het buitenland niet werkte. Waarom ik reisschrijver was geworden, altijd onderweg wilde zijn, onrustig levend uit een rugzak, wist ik niet precies. Het leek me een vlucht van angst voor een saai leven, een hang naar adrenaline en vrijheid en bijzonder willen zijn, zoiets.

Het Franse platteland

Maar nu mijn reisjaren ver achter me liggen en ik in een koophuis op het Franse platteland woon, samen met mijn Franse echtgenoot, dochter, zoon, twee herdershonden en immer hongerige koikarpers, snap ik pas waarom ik ooit zo van reizen hield. De aantrekkingskracht was de tijdelijkheid ervan: een vluchtig leven. Op reis kun je iedereen zijn die je wilt. Je hoeft niet eens te zeggen waar je vandaan komt, wat voor werk je doet, het maakt niemand wat uit. Je kunt het hart op de tong hebben, aan wie dan ook je geheimen vertellen of keihard huilen na veel drank, je ziet je gezelschap toch nooit meer. Dáár hield ik van: leven zonder ergens wortels in de grond te steken, onbeschikbaar zijn.

Iets té efficiënt

Alles veranderde toen ik acht jaar geleden mijn echtgenoot leerde kennen op een minuscuul atol in Frans-Polynesië, bijna onvindbaar op de wereldkaart, maar grofweg: in de Stille Oceaan, in het hart van de driehoek Hawaï, Zuid- Amerika en Australië. We woonden er samen in een hutje en waren bovenal veel onder water. Een aantal jaar later verhuisden we naar de Franse regio Savoie en trokken we in zijn familiehuis in de Alpen. Daar maakten we een aantal strenge winters mee en wandelden en dwaalden met onze honden in de bergen. Onze dochter werd er geboren. Na een aantal omwegen, het Zuid-Franse Hossegor en het Noord-Hollandse Zwaanshoek waar onze zoon geboren werd, kwamen we uit op het Normandische platteland, waar we een al gerenoveerde boerderij (met fruit- en notenbomen en een vijver met karpers) kochten.

Sinds anderhalf jaar wonen we hier, in ons eerste eigen huis met uitzicht op de akkers, waar deze zomer blauwpaarsige koren in de wind heen en weer zwiepen. Wennen moest ik wel aan het leven op één plek. Deze keer moest ik me aanpassen aan de omgeving. Niet als passant, maar als inwoner van een dorp. En daar hoorde langetermijndenken bij (wat je zegt en hoe je je gedraagt maakt wél uit op de plek waar je woont en steeds weer dezelfde mensen tegenkomt).

Ongefilterd gefilterd

Nu ben ik al bijna een decennium samen met een Fransman, geboren en getogen in Marseille. Ik wist al dat onze culturen veel op elkaar leken, maar ook dat er afwijkingen zijn die onbegrip kunnen veroorzaken. Zo is ongefilterde Nederlandse directheid in het openbare Franse leven vaak niet gepast, zeg maar gerust niet gewenst. Ik mag van mijn man in een restaurant niet tegen het bedienend personeel zeggen dat ik iets niet lekker vond, of dat de frieten koud of slap waren. Als het eten niet goed is, komen we er gewoon niet meer – maar je verpest de sfeer niet door zoiets hardop te zeggen, is zijn gedachte.

Laatst vroeg ik bij een bakker of er wel of geen boter op het stokbroodje tonijn zat. Zowel de mevrouw achter de toonbank als mijn man keek me aan alsof ik net ‘save the queen’ had geroepen. Buiten vroeg ik hem meteen wat er nou was. Ik vroeg toch alleen of er boter op zat of was ik nou gek? De manier waarop ik het vroeg, daar zat het ’m in: te Nederlands, te direct, niet beleefd genoeg.

Ik was een beetje pissig maar dat had met trots te maken: ik voelde wel aan wat hij bedoelde. Ik had inderdaad nogal efficiënt gevraagd of er boter op dat broodje zat en geen ‘het spijt me dat ik u stoor, maar ik zou u graag willen vragen of er wellicht’-vorm ingezet. Zo doet men dat hier, dus waarom zou ik dat dan niet doen? Misschien omdat ik het onzin vind, dat om de hete brei heen gedraai en gedrentel?

Cultuurverschillen

Enfin, cultuurverschillen te over, kleine dingetjes, verwaarloosbaar en toch belangrijk, groots zelfs. Ik noem er een paar. Dat ik mijn meisjesnaam heb gehouden en niet de achternaam van mijn man heb overgenomen, of toch ten minste aan de mijne had toegevoegd, zorgt (nog altijd) voor grote verwarring bij de officiële Franse instanties. “U bent toch getrouwd?” fronste de mevrouw bij het belastingloket toen ik de namenkwestie recht probeerde te zetten. De Franse belastingdienst kreeg de verandering administratief dan ook niet meer voor elkaar.

Ander voorbeeld: toen we hier net kwamen wonen, moest er om onze tuin een flink stuk hek worden gebouwd om de honden (en de kinderen) binnen het terrein te houden. De aannemer kwam op een ochtend langs en na de rondleiding bevestigde ik dat we met hem in zee wilden. Hij zei: “Nou mevrouw, bespreekt u dat vanavond eerst maar even met meneer.” Toen de aannemer weg was, belde ik woedend mijn man, die zich kapot lachte en zei dat hij er duizend euro voor over had gehad om op dat moment mijn gezicht te hebben kunnen zien.

Bobos de gauche

Nog eentje: mijn nieuwe buurvrouw vertelde bij onze eerste ontmoeting dat onze buren aan de overkant een gigantische moestuin hadden (mijn droom, want ooit…) en ze noemde ze in één adem ‘bobos de gauche’. Kort door de bocht vertaald: elitaire ‘save the planet’-snobs. En erger kan in Frankrijk bijna niet. Ik was graag keihard tegen haar ingegaan, of nog liever: hard weggerend, maar wat had ik eraan? Deze buurvrouw was verder hartstikke aardig, met een dochter van dezelfde leeftijd als mijn dochter, die ook meteen aanbood dat ik haar altijd kon bellen. Ik koos voor knikken, hummen, d’accord en vroeg naar de andere buren: hadden die ook kinderen?

In de porseleinkast

O, en van de speklappen en eendenlever die bij mijn dochter op de crèche op het lunchmenu stonden, schrok ik echt: serieus? Ik had het niet eens voor mogelijk gehouden. Toen ik eens vegetarische balletjes op het menu zag staan, zei ik enthousiast tegen een van de leiders dat we dat thuis ook vaak aten. “Het is voor de moslimjongen, madame Hannema,” antwoordde ze. Ik knikte begripvol en besloot niet door de zorgvuldig ingerichte Franse porseleinkast heen te denderen.

Op diezelfde crèche werd niet lang daarna een natuurwandelmiddag georganiseerd en ouders mochten mee. Er cirkelde een veel te zacht en vooral veel te lang pratende vrouw met een fluitje pal naast grote buitenspeel-toestellen, die uiteraard alle aandacht trokken en waar alle kinderen veel liever heen wilden. De volgende dag kreeg ik de vraag wat ik van het uitje vond. Ik zei eerlijk dat het voor mij niet echt een succes was en legde uit waarom. Ze bedankten me voor mijn feedback, maar ik voelde dat er een mist optrok. Er was niets voorgevallen, iemand vraagt om een mening, de mening volgt, en toch: het voelde niet senang. Nee, zo moest ik het in de toekomst maar niet meer doen.

Buitenspel

De Nederlandse kaart van ‘gewoon zeggen wat je denkt’ kon ik als buitenlander natuurlijk eeuwig inzetten, maar daarmee zette ik mezelf ook subiet buiten de lijnen van de maatschappij neer. En daar stond ik niet lekker, buitenspel. Me aanpassen deed ik dus niet per se voor de Franse ander, wat ik in eerste instantie wel dacht, ik deed het voor mezelf, voor mijn eigen gemoedstoestand.

Geen spat veranderd

Zo zag integreren er dus uit: meebuigen, op de tong bijten. Nee, makkelijk was het niet altijd om zulke aanpassingskracht te laten zien. De kernvraag was steeds weer: hoe buig ik tot op zekere hoogte mee, maar blijf ik ook trouw aan mezelf? Oftewel: enerzijds wilde ik niet doen alsof ik iemand anders was op de plek waar mijn leven zich afspeelde, maar om het plezierig te maken, moest ik toch elastisch genoeg van geest zijn om te snappen dat er in een andere subcultuur andere ongeschreven gedragsregels golden. En ja, daar moest ik wat mee.

Daarop volgde een volgende kwestie: wat zei het over mijn identiteit, dat ik meeboog met de ander en niet altijd en overal meer mijn eigen gedachtegoed verdedigde? Was ik mezelf nog wel? Kortom, wat deed het met ‘wie ik ben’? Niets, eigenlijk, dat was er zo wonderlijk aan. Ik ben nog altijd de ‘ik’ die ik ken en herken, en mijn overtuigingen en meningen zijn geen spat veranderd.

Lessen

Toch heb ik in de afgelopen anderhalf jaar een hoop geleerd van mijn mond houden en zonder weerwoord eens naar andere meningen en overtuigingen luisteren. Ik zag daardoor ook in dat er vaak competitie en betweterigheid (‘Ik weet hoe het zit, hoe het hoort, hoe het zou moeten zijn’) in mijn reacties zat. Aanpassen doet niets af aan het gevoel mezelf te kunnen zijn; het raakt niet aan wie ik ben, maar alleen aan de vorm, wat en hoe ik iets zég. In plaats van te proberen tegen alle winden in mijn mening te geven, probeer ik nu gewoon een oprecht prettig mens te zijn. Dat is lastig genoeg.

Toch wel

Afgelopen zomer ben ik teruggegaan naar het belastingloket om nogmaals te proberen mijn eigen achternaam op mijn Franse belastingpapieren te krijgen. Aan de balie zat dezelfde mevrouw als de vorige keer en onverbiddelijk zei ze weer dat het absoluut ‘pas possible’ was. Er moest een aangetekende brief worden gestuurd met een kopie van een brief van een of andere gemeentebelasting, maar dat kon pas ná oktober, totaal onduidelijk waarom. Op het puntje van mijn tong lag een hoop ge-‘hoezo-dan’ en ‘ja maar, mevrouw’, maar dat slikte ik allemaal weer in.

Ik deed dat wat mijn man in zo’n situatie zou doen. Ik lachte vriendelijk doch bescheiden, zei dat het me vreselijk speet dat het voor verwarring zorgde, dat het niet mijn bedoeling was om haar nóg meer werk te bezorgen omdat ik goed snapte, en zág dat ze het erg druk had, maar dat ik mijn meisjesnaam na mijn huwelijk had gehouden vanwege mijn werkzaamheden en dat ik nederig hoopte op haar begrip. En echt waar, toen kon het ineens toch.

Meer lezen

Tekst Iris Hannema  Fotografie Lea Jones/Stocksy
Gepubliceerd op 21 april 2024

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN