Madeleine Wickham (bekend als Sophie Kinsella): ‘Ja, ik wilde “zo’n soort roman” schrijven’

Na een aantal ‘serieuze’ romans te hebben geschreven, gooide Madeleine Wickham het over een andere boeg. Onder het pseudoniem Sophie Kinsella werd ze al snel wereldberoemd met bekentenissen van een shopaholic.
“‘Vrij’ en ‘creatief’ zijn de woorden die mijn jeugd het beste omschrijven. Ik ben de oudste in een gezin met drie dochters – mijn zusjes zijn achttien maanden en zeven jaar jonger dan ik. Ons huis stond in een groene buitenwijk van Londen. Er was een grote tuin met veel bomen, ik denk dat mijn liefde voor de natuur daar begonnen is. We werden thuis aangemoedigd om verschillende hobby’s uit te proberen, zaten op muziekles en sport.
Maar we hadden ook zeeën van tijd om gewoon te spelen. Er was veel ruimte voor verbeelding; vooral de zolder was de ideale plek om verhalen te verzinnen. Ik heb een erg vrije jeugd gehad, als ik het vergelijk met die van kinderen van nu. We keken weinig televisie, maar ik verslond boeken. Ik hield van klassiekers als De kronieken van Narnia van C.S. Lewis en twee boeken van Lewis Carroll waar ik nog steeds dol op ben: De avonturen van Alice in Wonderland en Achter de spiegel. Of de series van Enid Blyton die zich afspelen op kostscholen, De dolle tweeling en Pitty. Ik herlas ook regelmatig boeken, want zo veel had ik er niet. Achteraf denk ik dat het me heeft geholpen om te leren hoe je een verhaal opbouwt. Maar ik had vooral het grote geluk dat mijn moeder ons elke avond een verhaal vertelde dat ze zelf verzon. Ze improviseerde altijd ter plekke. Dat gaf me het idee dat verhalen vertellen iets heel natuurlijks is.
Naar het platteland
Ik was veertien toen mijn ouders de keuze maakten om naar het platteland te verhuizen. Ik had er geen zin in en vond het moeilijk om helemaal opnieuw te beginnen. Alles was wennen: een nieuwe school, nieuwe vrienden maken. Maar ik heb er ook veel van geleerd, maakte kennis met een andere manier van leven, landschappen en mensen die me niet vertrouwd waren. Muziek is altijd de rode draad geweest in mijn leven. Ik speelde – en speel nog steeds – piano en viool. Bovenal was ik muzikant. Toen ik op mijn achttiende een studie moest kiezen, twijfelde ik over het conservatorium. Maar ik had geen zin om concertpianist te worden en bovendien niet genoeg talent. Ik schreef me in voor musicologie in Oxford.
Daar kwam ik erachter dat ik klaar was met muziek. Ik had in mijn hele jeugd zo veel geoefend om beter te worden dat ik een gevoel van verzadiging had bereikt.
Nadat ik mensen ontmoette die filosofie studeerden en andere vakken die me interessant leken, besloot ik te wisselen van studie. Ik koos een combinatie van politicologie, filosofie en economie. Dat viel niet mee, want ik miste de basis. Maar ook deze keer bracht het me veel. We moesten verhandelingen schrijven en die hardop voorlezen voor de docent en drie of vier andere studenten, voordat we met elkaar in debat gingen. Zo leerde ik hoe je onderhoudend over onderwerpen als filosofie of economie kunt schrijven en de aandacht kunt vasthouden.
Liefde voor woorden en schrijven
Na mijn afstuderen wist ik alleen dat ik iets creatiefs of artistieks wilde doen, of in de media wilde werken. Om iets omhanden te hebben schreef ik me in voor een derde leergang musicologie en daarnaast ging ik op zoek naar werk. Elke maandag las ik de advertenties in de bijlage van The Guardian – internet was er toen nog niet. Ik reageerde op heel veel vacatures en na tig afwijzingen werd ik aangenomen als journalist bij een financieel tijdschrift dat gespecialiseerd was in pensioenfondsen. Ik wist er niets van en het leek me oersaai, maar ik ging ervoor. En ik ontdekte al snel: ik hou van woorden en van schrijven.”
Naar de uitgeverij
“Ik ging met de trein naar mijn werk en las onderweg het ene boek na het andere. Op een dag bedacht ik: ik wil geen feitelijke dingen meer schrijven, maar fictie. Ik begon aan een roman in mijn vrije tijd, ’s avonds en in het weekend. Toen hij af was, stuurde ik hem naar een paar literair agenten. Een van hen vertegenwoordigt me nu nog steeds. We gingen lunchen en ze zei: ‘Ik denk dat ik dit boek kan laten uitgeven.’ Ik was verbijsterd. Stiekem had ik gehoopt dat ik te horen zou krijgen: ‘Dit boek is niet goed genoeg, maar je hebt misschien een toekomst als auteur. Als je dit en dat en dat doet, maakt je volgende roman – of die daarna of daarna – kans om te worden gepubliceerd.’ Uiteindelijk waren er zeven uitgevers die mijn boek wilden uitgeven. Ik kon het niet geloven. Ik was nog maar 24, mijn carrière als journalist was net begonnen en er werd gevochten om mijn roman.
Toen in 1995 De tennisparty verscheen, kreeg ik echt het gevoel dat mijn leven ging veranderen.
Daarvoor droomde ik dat misschien: ooit, op een dag… En nu had ik ineens een contract voor drie romans op zak. Toch zegde ik mijn baan als journalist pas op toen ik mijn tweede boek af had. De eerste zeven romans publiceerde ik onder mijn echte naam, Madeleine Wickham. Ze verschillen nogal van wat ik tegenwoordig doe: een mix van drama en komedie, in de derde persoon en met veel personages. Er zitten hier en daar wat grappige scènes in, maar het is geen pure komedie.
Op een dag kreeg ik een idee voor een nieuwe roman: de avonturen van een jonge vrouw met een gat in haar hand. Ik wist meteen dat het een grappig boek moest worden, licht en vol fantasie. Ik wilde de lezers alleen vermaken en laten lachen, de literatuur kon de pot op. Maar ik had niet het lef om tegen mijn uitgever te zeggen: ‘Ik ga een verhaal schrijven over een meisje dat haar rekeningen onder haar kussen verstopt.’ Omdat ik het moeilijk vond om uit te leggen waarom dat komische goed zou gaan werken, schreef ik eerst het boek. Ik wilde niet dat ze tegen me zouden zeggen: ‘O, je wilt zo’n soort roman proberen? Nou, goed…’
Sophie Kinsella
Ik had zin in een frisse start. Daarom besloot ik het manuscript van Bekentenissen van een shopaholic incognito in te sturen. Mijn pseudoniem werd Sophie Kinsella: mijn tweede naam in combinatie met de meisjesnaam van mijn moeder. Dat mijn boek – zonder dat de uitgever wist wie ik was – door de keuring kwam, gaf me het gevoel dat ik had gegokt en gewonnen. Ik heb al jaren geen boek meer onder mijn eigen naam geschreven. Vanwege tijdgebrek, maar ook omdat de komedie me helemaal heeft gegrepen. Als je daar eenmaal aan hebt geproefd, kun je er bijna niet meer mee stoppen. Spijt heb ik niet, want het is zo fijn om mensen aan het lachen te maken. Als ik in een scène de mogelijkheid voor een grap zie, is het moeilijk om die er niet in te stoppen. Ik geloof niet dat een boek minder krachtig is omdat het grappig is.
Integendeel, een boek kan je tegelijkertijd laten lachen, nadenken en misschien zelfs huilen.
Ik denk eigenlijk dat ik verslaafd ben aan komedie. Van tevoren dacht ik dat het verhaal van een koopzieke jonge vrouw uit Fulham een paar Londense vrouwen zou aanspreken, niet dat het in de
smaak zou vallen bij lezers van alle leeftijden en uit alle hoeken van de wereld. Maar eigenlijk is dit verhaal universeel. Waar op de wereld ik ook kom, mensen begrijpen Becky. Ze houden van haar, vinden haar grappig. Ik zie bij hen dezelfde lach, hetzelfde optimisme. Ze lezen graag verhalen waarin personages dealen met echte problemen, maar uiteindelijk loopt alles goed af. Als ik mijn lezers ergens ontmoet, voel ik altijd dezelfde hartverwarmende sfeer.”
“Het leven is mijn grootste inspiratiebron. Ik luister graag naar mensen die ik tegenkom. Vraag me niet
waarom, maar ze vertellen me alle ins en outs van hun leven. Als ik naast een onbekende zit tijdens een etentje, weet ik aan het eind van de avond alles over die persoon: problemen op het werk, in de relatie, zorgen om de kinderen…
Ik denk dat ik een soort radar heb die me de wereld laat zien zoals hij is.
Je anders voordoen dan je bent, de kleine leugens die we aan anderen en onszelf vertellen… We maken ons er allemaal weleens schuldig aan en dat fascineert me dan. Als ik een anekdote hoor, denk ik al snel: oké, waar zit de humor in dit verhaal? En als ik tot het uiterste ga, waar ligt dan de grens? Waar zit de ontroering? Soms moet ik even de deur uit om te werken. Ik heb het nodig om het geroezemoes te horen van mensen om me heen. Als ik achter mijn bureau blijf zitten, kan ik niet aan een boek beginnen.
Weg van huis maak ik de eerste opzet. Ik ga altijd eerst een dag in een café zitten om aantekeningen te maken. Daarna loop ik een stukje en installeer ik me weer op een andere plek. Ik vind het fijn om ergens anoniem te gaan zitten en te luisteren naar het leven om me heen. In mijn aankomende boek zit een scène die ik letterlijk in een café heb meegemaakt, ik zette ’m alleen nog wat aan. Dat zou ik graag vaker willen doen, maar mensen zijn eigenlijk heel braaf – mag ik zeggen: saai? Als ik flarden van gesprekken opvang, denk ik vaak: kom op, maak ruzie. Schop even een lekkere scène die ik kan opschrijven! Maar het gebeurt bijna nooit.
Samenwerking
Ik ben heel jong getrouwd, ik was 21. Misschien was dat niet zo slim, al zag ik dat toen niet zo. Maar het pakte goed uit tussen ons, we zijn alweer 28 jaar samen. Mijn man, Henry Wickham, was de eerste tien jaar van ons huwelijk operazanger en daarna werd hij directeur van een jongensschool. Tegenwoordig behartigt hij mijn zaken. We vormen een goed team. Omdat hij degene is die met agenten, uitgevers en woordvoerders praat, kan ik in alle rust doen waar ik het meeste van hou: schrijven. Henry is ook de enige met wie ik praat over de boeken waar ik aan werk. Hij heeft een scherpe geest en we hebben hetzelfde gevoel voor humor, bij hem kan ik heel goed ideeën uitproberen. Hij helpt me trouwens ook vaak met de ontknoping van een plot.
Groot gezin
Onze samenwerking gaat nog heel wat verder: we hebben vijf kinderen tussen de zeven en tweeëntwintig jaar. Ik heb het altijd een heerlijk idee gevonden om een groot gezin te hebben, maar de praktijk is soms anders. Onze twee oudsten zitten dicht op elkaar en dat was doodvermoeiend. Een tijdlang heb ik gedacht dat het daarbij zou blijven, hoewel ik diep vanbinnen wist dat ik nog een kind wilde. En als je het idee van twee of drie kinderen loslaat, staat de deur open voor een groot gezin. Zo kregen we uiteindelijk vier jongens en een meisje. Soms vind ik het veel, maar het is geweldig.
We waren jonge ouders voor onze oudsten, nu zijn we oude ouders voor de jongsten. We waren nog niet toe aan een leeg nest, vooral ik. Na jaren Londen – ik ben een echte Londense en kan niet zonder die stad – verhuisden we een tijd geleden naar het graafschap Dorset, prachtig is het daar.
Hoewel ik nog heel vaak in Londen ben, geniet ik nu ook van de rust en het groen.
En ik heb een nieuwe passie: tuinieren. Ik kweek bloemen en maak boeketten. De shopaholic in mij is er nog steeds, maar tegenwoordig koop ik vooral zaden, tuingereedschap en planten.”
Meer lezen
- Alle boeken van Sophie Kinsella – waaronder die onder haar echte naam, Madeleine Wickham – verschijnen in Nederland bij The House of Books. Haar debuut De tennisparty werd eerder uitgegeven door Van Holkema & Warendorf onder de naam Het tennisweekend.
- Dit verhaal komt uit Flow 1-2020.
Interview Sabine Laguionie Fotografie Thom Holmes/Unsplash.com