Schrijver Pauline Slot kocht een opknapboerderij in de Duitse Eifel, waar ze als kind vaak op vakantie ging. Er bleek weinig veranderd in de tussentijd. Een pluspunt, als je erover nadenkt.
In de bakkerij klinkt een oorverdovend geratel. Het is alsof een fruitautomaat munten uitkeert bij drie kersen op een rij. Maar dit is geen fruitautomaat. Dit is betalen in de Eifel. Pinnen is moderne gekkigheid, zelfs tijdens corona deed men daar niet aan. Liever plaatst de bakker een geldwisselautomaat ter grootte van een kuub hout.
Even later zit ik op het enige terras in het dorp. Ik bestel een cappuccino, in de wetenschap dat die niet zal smaken. Maar hij is beter dan in een ander tentje dat ik ken. Daar krijg je een soepkom slappe filterkoffie met een toef slagroom.
Heuvels en herten
Ooit, in de donkere tijden voordat er überhaupt zoiets als cappuccino was, kwam ik hier al met mijn ouders. Zij hielden van wandelen en rust, en van het prachtige landschap – en dat allemaal net over de grens. Zelf vond ik het wat saai, met al die bossen, en dan elke avond schnitzel eten. Met kartoffeltjes erbij. Maar toen ik in 2010 weer eens in de Eifel kwam, werd ik getroffen door de schoonheid. De heuvels reiken tot zeshonderd meter, de herten schieten voor je voeten weg en in het donker zie je dat we aan de rand van de Melkweg leven. Die schnitzels waren er ook nog steeds, maar ik at al lang geen dieren meer, dus dat maakte me niet uit.
Het prijsniveau was ook nog ouderwets. In een dorpshotel kon je voor zes euro vijftig drie gangen eten en de huizen bleken absurd goedkoop. Terug in Nederland begon ik via makelaarssites het huizenaanbod te volgen. Nederlandse sites, want de Eifelaars zelf verkopen liever onderhands – of helemaal niet. Toen op een dag een boerderij op een heuveltop werd aangeboden, met anderhalve hectare grond en een fenomenaal uitzicht, sloeg ik toe. Locatie, locatie, locatie, dacht ik overmoedig. Maar ja, op die locatie stond wel een groot huis waar wat mee moest. Ooit hadden daar twaalf mensen in gewoond, nu wilde ik er een tweede huis van maken. Een buitenhuis. Voor mezelf en een paar logés.
Een voorliefde voor tegels
De boerderij dateerde van 1820 en zag er ook zo uit. De badkamer en de keuken stamden uit circa 1970. Eifelaars zijn behoudend. Niets meer aan doen – dat zou hier zomaar het motto kunnen zijn. Is het niet stuk? Dan laten we het zo. En daar is best wat voor te zeggen. De omloopsnelheid van een Nederlandse keuken schijnt zeven jaar te zijn. Dat is schokkend.
Maar hoe niet-kapot de badkamer en de keuken ook waren, het hele huis moest op de schop, inclusief nieuwe balken en vloeren. En zo begon een lange renovatie. ‘Niets meer aan doen’ kreeg zo zijn tweede betekenis. Want áls je in de Eifel dan eindelijk toch eens iets vernieuwt, moet het daarna een halve eeuw geen onderhoud meer vragen. En eenvoudig vochtig af te nemen zijn. Vandaar de voorliefde voor tegels in alle vertrekken. Soms zie je ze zelfs aan de buitenkant van huizen: ook daar vindt men tegels lekker hygiënisch. Authentiek restaureren is hier niet echt een ding. Houten ramen met roedeverdeling: dat vraagt om verven. Liever nemen de mensen kunststof ramen, en een kunststof voordeur. Hoofdschuddend heeft een stoet klusmannen dan ook houten vloeren in mijn huis gelegd, houten ramen ingezet en een oude voordeur uit Nederland ingehangen.
Ja dág, dan maar niet
Natuurlijk wilde ik ook geen tegels aan de buitenkant. De twintig meter lange façade (er is ook een grote schuur) en de zijmuren moesten worden gestuukt om het oude karakter te bewaren. Een man kwam de boel bekijken en maakte een offerte. Die stuurde hij per post. Hij vroeg een klap geld, maar ik stond op het punt om ja te zeggen. Ik had alleen nog één vraag, over de kleur. Want met kleuren hebben ze hier een interessante relatie. Zo is er in het dorp een knaloranje huis met blauwe raamomlijsting. Geel is vaak schel, groen aangelengd met gif. Zelf wilde ik een heel lichte, warme kleur grijs met een witte raamomlijsting. Ik had een nummer voor die kleur en vroeg of we die konden gebruiken. Per mail, om misverstanden te voorkomen. Maar een antwoord kwam nooit. Ja dág, dacht ik, echt Nederlands. Dan maar niet.
Ze wíllen hier geen geld verdienen, zegt collega-schrijver Gerbrand Bakker altijd. Zijn huis staat dertien kilometer verderop, en ook hij kent zijn pappenheimers. Ik herhaal zijn woorden vaak. Bijvoorbeeld wanneer een website openingstijden meldt uit de begindagen van het internet. Of wanneer de openingstijden in principe wel kloppen, maar de restaurantkeuken bezig is met een diner voor die avond – en lunchbroodjes voor vijf, nee, dat wordt dan te veel.
Geld in de brievenbus
Maar ken je de mensen eenmaal en ga je bij ze langs, dan blijkt er opeens heel veel te kunnen. In de Eifel houdt men niet van virtueel contact. Afspraken maak je persoonlijk. En als er iets is, staan ze zo bij je op de stoep. Om te helpen met rozen planten tegen de vers gekaleide gevel (kaleien is een oud gebruik, en dat is uiteindelijk gedaan door een Nederlander uit de Belgische Ardennen). Of om hout te bezorgen als de voorraad opeens erg snel opraakt – zelfs in de stromende regen, als het moet.
Boer Harald uit het dorp bouwde eigenhandig een muurtje van 36 meter om mijn erf mee af te bakenen. Het loopt niet kaarsrecht omdat hij elke drie kwartier een halve liter bier drinkt. Maar dat geeft zo’n muurtje meteen geschiedenis. Over betaling heb ik met hem nog nooit gesproken. Als hij iets voor mij doet, duw ik biljetten in zijn zak. Hij doet of hij het niet merkt. Bij een vriend in het dorp vraag ik soms of Harald niet over mij moppert. Zolang dat niet zo is, zal ik wel genoeg betalen.
Toen ik laatst bij iemand hout bestelde, zei hij: “Stop het geld maar bij Alfred in de bus.” Dat is nog eens een brievenbusfirma. Alfred woont halverwege de heuvel waarop mijn huis staat. Hij kent de houtbezorger, of is misschien familie, wie zal het zeggen. Bijna iedereen in het dorp lijkt in mijn huis te zijn geboren of kent iemand wiens wieg hier stond. Ze zeggen nooit hoe mooi het er nu uitziet. Ik denk dat het te veel op een oud huis lijkt. Waar je van alles aan moet blijven doen.
Internetten bij de bakker
Toen ik een tijd geleden de twee kilometer omhoog reed vanuit het Kylldal naar mijn heuveltop, zag ik een vreemde greppel langs het weggetje. Een glasvezelkabel was bezig zich omhoog te werken. Een initiatief van Berlijn, om streken als de Eifel op te stoten in de vaart der volkeren. Ik heb die glasvezel vooralsnog niet nodig, ik kan het af met mijn telefoon. Sinds je van Europa eindelijk je data mee de grens over mag nemen, is mijn mobiel mijn WiFi-station. Dankzij een telefoonpaal die sinds een paar jaar halverwege de heuvel staat, heb ik een goed signaal. Dus kan ik zoomen wat ik wil met mijn abonnement van veertig gigabyte.
Toch is het nog maar vier jaar geleden dat ik om mijn mail te checken naar de bakker in het volgende dorp reed, zes kilometer verderop. Daar hebben ze lekkere taart en een wankel WiFi-signaal. Met een beetje geluk kon ik net mijn inbox laten vollopen. En zo niet, nou ja, dan niet. Ik wil niet terug naar die tijd, en toch had het iets.
Retro is hier nog niet hip
Ik herinner me de avond dat de MH17 was neergestort. Mijn logé las het nieuws op zijn telefoon, meer dan dat kon toen nog niet. We zaten buiten, het was een mooie avond, en we mijmerden over het verschrikkelijke van zo’n ramp. Maar we bleven waar we waren: daar, op die mooie avond. We zagen hoe Mars opkwam boven de heuvels aan de overkant van het dal, een lichtpunt met een rode glans. Pas toen ik later weer in Nederland was, begreep ik de maatschappelijke impact van wat er was gebeurd. En ik weet dat je als land dingen samen moet beleven. Dat betrokkenheid belangrijk is. Maar ik besefte ook hoe het nieuws je uit het heden weg kan halen, je gedachten naar een andere plek kan trekken en ze daar dan houdt.
In de Eifel sta ik in contact met wat je vast kunt pakken, met wat er is. Afgelopen zomer timmerde ik bakken voor op mijn erf en zette daar planten in. Ik genoot van de vlinders en bijen die, uit het niets, meteen neerdaalden op het groen. In de bossen, waar het mos oplichtte in de zon, kwam ik niemand tegen. Als ik eens op een terras zat, hoefde ik niet te vechten om een stoel of om aandacht van de bediening. Er komen wel toeristen, maar de meeste vakantiegangers willen goede koffie en badkamers van na 2015, en die heb je hier niet zo veel.
“Ze moeten de Eifel eens een jaar sluiten en compleet renoveren,” zei een bevriende cabaretier eens. “En dan overal espressoapparaten neerzetten, met subsidie van Europa. Dan kunnen ze hier eindelijk geld gaan verdienen.” We lachten en waren blij dat dat nooit zou gebeuren. De Eifel verandert wel, maar langzaam. Retro is hier nog lang niet hip. “Niets meer aan doen”, zeg ik.
Meer lezen
- Astrid stapte uit de ratrace en verhuisde naar Oostenrijk.
- Tamara verkocht haar huis en werkt nu vanuit Portugal.
- Lee verhuisde naar Transsylvanië en startte een eigen voedselbos.
Tekst en fotografie Pauline Slot
Gepubliceerd op 20 augustus 2023