Het leven van de Noorse regisseur Eline Arbo

Eline Arbo

Bang voor wat de buitenwereld vindt, is ze niet. De Noorse regisseur Eline Arbo maakt theater zoals zij het zelf wil zien. ‘Een voorstelling kan alleen een succes worden als het voor jezelf waarachtig is.’

“Ik kom uit Tromsø, een stad in het hoge noorden van Noorwegen. Het ligt op een fjord met links en rechts bergen. ’s Zomers wordt het er nooit warmer dan vijftien graden en in de winter is het er bitterkoud. In de zomer gaat de zon niet onder en een groot deel van de winter komt ie niet op.

Ik ben de middelste in een gezin met drie kinderen. Mijn broertje is vier jaar jonger, mijn zus bijna twee jaar ouder. Met haar verschil ik als dag en nacht: ik ben de extraverte, de rebel, zij is de voorzichtige, rustige.

Als ik me vroeger in de gekste kleding hulde, verzon zij op school een smoes waarom ik er zo uitzag. Zij heeft me ook leren lezen en schrijven.

In Noorwegen begin je met zes jaar op school. Mijn zus begon natuurlijk twee jaar eerder dan ik en als ze ’s middags uit was, leerde ze mij wat ze zelf had geleerd. Zo kwam het dat ik op mijn vijfde al naar school mocht. Bij hoge uitzondering, want in Scandinavische landen is het systeem erop gericht dat je de eerste zes jaar spelenderwijs leert.

De communistenstraat

Als ik aan mijn vroege jeugd denk, zie ik als eerste de zolder van ons oude huis voor me. Mijn moeder is kunstenaar en had daar haar atelier. Zij werkte, wij speelden. Er stond een bank en door de ramen kwam prachtig licht. Het was sowieso een heel mooi huis, geel geschilderd en van hout. Het was alleen niet zo groot. Toen mijn broertje één jaar was, gingen we verhuizen. Ik weet nog dat ik op een dag thuiskwam en mijn zus dolenthousiast riep: ‘We hebben het nieuwe huis!’ Ze was waarschijnlijk blij dat ze eindelijk een eigen kamer kreeg. Ik dacht alleen maar: o nee.

Dat nieuwe huis was in mijn ogen dan wel niet zo mooi, het stond in een bijzondere straat, die bekend stond als ‘de communistenstraat’. Er woonden allemaal politiek geëngageerde mensen. In de weekenden gingen we met z’n allen demonstreren. Na afloop dronken we koffie en aten cake. Alle kinderen deden mee – en dat waren er veel in de straat. Mijn beste vriendinnen groeiden er op.

Andere cultuur

Net als de meeste andere gezinnen daar waren mijn ouders niet rijk. Op vakantie gingen we meestal naar Denemarken, waar mijn moeders beste vriendin woonde. Voor ons was Denemarken een soort Italië, omdat het er veel warmer was.

Eén keer hebben we een verre reis gemaakt, naar Griekenland. Mijn ouders hadden er jaren voor gespaard. Zes weken – het leken zes jaar. Het was mijn eerste ontmoeting met een andere cultuur. Het rook er anders, het was heel vrij. We kwamen van de poolcirkel in een land waar het elke dag dertig graden was. Dat is gek hoor. Toen ik terugkwam in Tromsø was ik heel bruin en heel blond.

Rebelse kant van Eline Arbo

In de puberteit kwam mijn rebelse kant flink naar boven. Ik ging roken toen ik twaalf was, drinken toen ik dertien was en toen ik veertien was, moest ik niets meer weten van het demonstreren. Ik was wel geëngageerd, maar de manier waarop zij het deden vond ik een soort geloof geworden, een kerk. Ik zette me met alles wat ik in me had af tegen mijn ouders.

Het liefst wilde ik het huis uit. Ik had grote ruzies met ze. Ik denk dat ze vaak met hun handen in het haar zaten. Uiteindelijk bedacht mijn moeder een oplossing: mijn vader werkte op de universiteit – hij is socioloog – en kon meedoen aan een uitwisseling.

Voor een jaar naar Berlijn. Wil je mee? Eerst dacht ik: ben je gek, gaan jullie maar weg, dan heb ik het huis voor mezelf.

Uiteindelijk ging ik toch met ze mee. Het werd een transformerend jaar. In eerste instantie was het eenzaam. In Tromsø had ik een enorme vriendenkring en daar moest ik alles opbouwen. Dat lukte. Naast vrienden van school – mijn ouders hadden mij en mijn broertje op een internationale school gedaan – kreeg ik Berlijnse vrienden.

Ik heb veel geleerd, dompelde me onder in het theater, ging nachtenlang uit. Mijn moeder viel in dat jaar tien kilo af: ze dacht dat ze haar dochter had weggehaald van die zogenaamd ‘gevaarlijke’ scene in Tromsø, maar dat was een dorp vergeleken met de miljoenenstad die Berlijn is. Soms zat ze hele nachten te wachten tot ik om zeven uur ’s ochtends thuiskwam.

In Berlijn sluiten de clubs nooit. Vaak gingen we naar bunkerfeesten in Oost-Berlijn. Mijn moeder werd gek van bezorgdheid, maar ik heb het overleefd. En ik denk dat in dat jaar een zaadje is geplant voor mijn verdere leven.”

Regisseren

“Van jongs af aan deed ik aan theater, en vanaf mijn elfde ging het een steeds grotere rol spelen in mijn leven. Samen met vrienden maakte ik voorstellingen en ik ontdekte dat het schrijven, maar nog meer het regisseren, me lag. In Noorwegen moet je minstens 25 zijn voor de regieopleiding, het wordt daar gezien als een tweede studie. Vandaar dat ik eerst theaterwetenschap in Oslo heb gedaan.

Daarnaast werkte ik als regieassistent. Overdag was ik in het theater te vinden, ’s avonds studeerde ik en ’s nachts schreef ik aan stukken. Daardoor schrijf ik nog steeds het beste tussen elf uur ’s avonds en twee uur ’s nachts.

Op de universiteit hoorde ik van een van mijn leraren over het Nederlandse en Vlaamse toneel. Ik vond dat spannend, omdat dat een beeldende en een fysieke kant heeft. Heel anders dan in Noorwegen, waar theater is geworteld in het psychologisch realisme. Daarbij is theater in Nederland sterk beïnvloed door de collectieven die er door de jaren heen zijn geweest en is er die hogere regiekunst. Kortom: de opleiding in Amsterdam had alles wat ik belangrijk vind in toneel.

Meer wortels

Ik heb het ervaren als een inspirerende studie. Het was wel wennen, Nederland. Net als in Berlijn voelde ik me de eerste maanden verloren. Doordeweeks ging het goed, we zaten lange dagen op school, we bezochten voorstellingen.

Maar in het weekend was het eenzaam. Ik weet nog hoe ik dan door de stad fietste. Er was dat mooie herfstlicht, maar niemand met wie ik dat kon delen.

Aan het eind van het eerste jaar ontmoette ik Thijs. Inmiddels wonen we samen en werken we vaak samen. Hij is bioloog en muzikant en componeert de muziek voor mijn voorstellingen. Met hem heb ik er een schoonfamilie bij gekregen en dat heeft me nog meer wortels gegeven.

Ik voel me thuis in Nederland. Sinds ik ben afgestudeerd in 2016 is het professioneel goed gegaan. Weg met Eddy Bellegueule is enthousiast ontvangen. Ik ben er vooral trots op dat het zo’n mooi project was, met die vier acteurs, en dat mensen mijn soort theater mooi vinden.

Ik maak voorstellingen vanuit het beginsel hoe ik theater wil zien. Om die reden ben ik niet bang voor de buitenwereld, in die zin dat ik de lat steeds hoger leg voor mezelf. Ik denk dat een voorstelling alleen een succes kan worden als het voor jezelf waarachtig is; als je de noodzaak voelt om iets te vertellen in een vorm die tot de verbeelding spreekt bij een publiek.

Vrouwenemancipatie

Ik ben nu bezig met de repetities van Drie zusters van Tsjechov. Een beroemd stuk, maar voor mij is een tekst nooit een doel an sich. Het is een middel, net als licht en decor en beweging in de ruimte. Ik ben op dit moment erg bezig met vrouwenemancipatie, dat is Drie zusters avant la lettre. De drie vrouwen willen naar Moskou, maar gaan niet. Ze dromen van een beter leven, maar doen er niets aan om het voor zichzelf te veranderen. Ze hebben geen eigen geld, dat beheert hun broer.

Voordat ik naar Nederland kwam, was ik me niet zo bewust van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. In Noorwegen is het systeem anders, zowel mannen als vrouwen werken daar fulltime. In Nederland kwam ik tot de ontdekking dat een groot deel van de vrouwen niet financieel onafhankelijk is.

Het is heel dubbel: vrouwen zijn hier als mensen heel vrijgevochten, maar ze leven in een systeem dat onrechtvaardig is en als ze moeder worden, is dat nog duidelijker.

In mijn benadering van Drie zusters gaat het over die actualiteit. Ik werk niet alleen met de brontekst van Tsjechov, er zit ook materiaal in van Virginia Woolf, Betty Friedan, Anja Meulenbelt. Ik stel vragen en zoek naar antwoorden in de hoop dat het publiek aan het denken wordt gezet.

Gisteren hadden we de eerste doorloop en er staat nu iets wat, zoals ik het noem, een mooie bodem is. De voorstelling wordt anders dan Eddy Bellegueule. Toen zeiden mensen: ‘De livemuziek is zo fantastisch en de beweging.’ Misschien verwachten ze dat ook bij een volgende voorstelling. Maar dat hoeft niet te passen bij het materiaal. Daar ben ik niet gevoelig voor. Het is mijn visie.”

Familie

“Ik woon al langer niet dan wel in de buurt van mijn familie. Maar ik heb veel contact met ze, net als met mijn vrienden in Noorwegen. Mijn moeder komt regelmatig op bezoek in Nederland en met kerst en in
de vakanties ga ik terug. Mijn zus woont tegenwoordig in Denemarken.

Met mijn vader heb ik op dit moment geen contact. Hij is nooit een makkelijke man geweest. Mijn ouders zijn een paar jaar geleden gescheiden. Ik voelde vroeger wel dat de sfeer thuis niet zo lekker was. Ze hielden het vol voor ons, waarvan ik nu denk dat dat eigenlijk een slecht idee is. Ik snap de afweging, maar kinderen voelen haarfijn aan als het niet klopt.

Ik heb veel geleerd van mijn moeder, zeker in de manier waarop ik werk. Het zelfstandige werken op projectbasis, dat het soms druk is en dan weer rustiger. Mijn moeder ging elke dag naar haar atelier, daar maakte ze haar uren. Dat doe ik in het theater. In de voorbereidingen doe je het zelf, dan is er het collectieve van het repetitieproces, acht weken elke dag, en dan de première. Je werkt naar een doel. Dat zag ik bij haar ook.

Misschien is zelfs het grote thema te vergelijken: mijn moeder is textielkunstenaar en ze maakt veel gebruik van het weefgetouw. Weven wordt wel gezien als een vrouwending, maar voor mijn moeder is het juist belangrijk te laten zien wat je daarmee kunt, om het naar een hoger plan te brengen.

Mijn werk is ook geworteld in de feministische thema’s, ik probeer een vrouwelijk perspectief te werpen op wat ik maak.

Ik wil vrouwen in Nederland bewust maken van de ongelijkheid die er echt nog is, meer dan in landen om ons heen. Om die reden zou ik in de toekomst een leiderschapsfunctie in de theaterwereld ambiëren. Het is belangrijk dat ook vrouwen dit soort posities bekleden. Ik heb ideeën over hoe dat anders zou kunnen.

In Nederland ligt de focus naar mijn idee te veel op de artistieke prestaties van de leider; wanneer je excelleert als regisseur, word je beloond met een artistiek leiderschap. In dit systeem maakt de artistiek leider zelf de meeste voorstellingen, terwijl diegene in mijn ogen meer bezig moet zijn met het ontwikkelen van een visie. Wat maakt dit huis waardevol en hoe kunnen we het verder profileren zonder dat ík de hele tijd op de posters moet? Ik vind het nu vaak zo’n rare focus op de solist.

De natuur

Als ik denk aan mijn toekomst, zie ik die hier, in Nederland. Maar er zijn zeker dingen die ik mis aan Noorwegen en dat is op de eerste plaats de natuur, die is zo alom aanwezig daar. Door met echt wilde natuur om je heen te leven, krijg je een ander perspectief op het leven.

In Noorwegen is er meer respect voor de natuur. Er is altijd iets groters dan jij. In Nederland is de mens de grootste: ‘man rules’. Waar ik vandaan kom, gaan er jaarlijks mensen dood in de natuur. Er zijn lawines, er is sneeuw, er is ijs, het is koud. Het is gevaarlijk en daar moet je mee om leren gaan, met iets wat boven jou staat. Misschien maakt dat nederiger.

Diversiteit

Wat betreft vrouwenemancipatie is Noorwegen verder dan Nederland. Maar het is zeker geen paradijs. Wat ik bijvoorbeeld mis als ik langer daar ben, is de diversiteit. De Noorse samenleving is bijzonder homogeen, waarbij tradities een belangrijke rol spelen. Er is minder keuze, het leven is bijna een recept: studeren, een huis kopen, trouwen, kinderen krijgen. Er is een groot verschil tussen mijn vrienden in Noorwegen en in Nederland.

Hier kiezen ze er, bewust, voor om geen kinderen te krijgen of maken ze de keuze voor een andere relatievorm. In Noorwegen is huisje, boompje, beestje de norm.

Ik weet nog niet of Thijs en ik kinderen zullen krijgen. Ik zeg geen nee, maar het is nog hypothetisch. We hebben nu een fantastisch leven samen. Misschien is dit ook goed.”

  • Dit verhaal komt uit Flow 2-2021.
  • Lees hier het interview met actrice Malou Gorter.

Interview Clementine van Wijngaarden Fotografie Bonnita Postma

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN