De aller-allerlaatste
Gisteravond had ik onenigheid met de man des huizes over troep in huis. Ik vond dat wel lekker symbolisch: ruzie krijgen over spullen als ik mijn laatste blogje over ontspullen moet schrijven. Het ging erom dat ik het gevoel had in een grote kledingkast te wonen. Man in kwestie mag graag zijn overhemden aan kledinghangertjes door het hele huis te drogen hangen (ja sorry, geen droger maar dat schijnt inmiddels weer hip te zijn). Overal waar maar even een hangertje achter kan haken, hangt hij zijn versgewassen hemd neer, als een soort van lichtgevende vlag. Iets waar ik me enorm aan erger. Nu was hij niet onredelijk hoor, maar hij had problemen met het tijdstip waarop ik dit onderwerp tot op de bodem uit wilde zoeken: half elf ’s avonds. Net toen hij zich met de nieuwe Runners World en een drankje op de bank had genesteld. Mijn conclusie was dan ook dat ruzies niet zo zeer ontstaan door het onderwerp van de ruzie, maar door het tijdstip waarop ze gevoerd worden. Hij vond het meer een 9.30 uur onderwerp.
Afijn, mijn laatste blogje over ontspullen dus. Een jaar geleden was ik verliefd geworden op de tiny houses. Je zag ze toen voornamelijk in Amerika, inmiddels is de Tiny House Movement ook in Nederland aan het groeien. Het zijn houten huisjes op wielen, heel fotogeniek, en heel klein. Vooral het feit dat je het merendeel van je spullen weg moest doen om in zo’n huisje te kunnen wonen, sprak me aan. De bewoners legden zo mooi uit hoeveel vrijheid je dat oplevert. Als je niet meer hoeft te werken voor je hypotheek, kon je gaan en staan waar je wilde. En ze vertelden dat spullen zo’n ballast kunnen vormen. Soms bezitten wij niet onze spullen, maar onze spullen bezitten ons. En als je leeft met minder, wordt ook duidelijk wat voor jou de essentie van het bestaan is. Ontspullen leek me een oplossing voor heel veel stress in mijn leven. Ik noemde mijn blog ‘Ontspullen in 52 weken’. Er bleek ontzettend veel over te vertellen, en het bleek ook leuk om zelf eens wat beter na te denken over hoe ik met spullen omging.
Nu willen jullie natuurlijk weten of het me gelukt is. Leven met minder. Misschien is illustratief mijn reactie toen ik werd gebeld door het Radio 1 Journaal. Want de blogjes werden gelezen, en zo was ik opeens ook in de krant en op de radio. Radio 1 vroeg of ze langs konden komen voor een item. Ik kreeg een kleine paniekaanval. Deze mensen verwachtten waarschijnlijk een leeg huis, een kale kamer, een bewoner die in minimalistische kleding de deur opendoet? Hoe ging het me lukken in een paar uur onze gang, woonkamer, keuken enigszins toonbaar te krijgen en me te presenteren als een bloedserieuze ontspuller? Want ja, ik was aan het minderen, maar gaf het hele project wel een vrij halfbakken invulling. Ik mieterde het een en ander op ons bed boven, en schoof wat in de trapkast, en ik deed aan verwachtingen-management. “Eh, ik ben maar een huis-, tuin- en keukenontspuller hoor,” zei ik tegen de journalist. “Ik woon niet in een heel leeg huis. Ik ben meer van hoe de wind waait.”
Toch heeft een jaar ontspullen me wel degelijk wat opgeleverd. Er is iets ingedaald in mijn gedrag, een soort nieuwe vanzelfsprekendheid. De zogenaamde leuke-spullen-winkels loop ik zonder blikken of blozen voorbij, er zijn vuilniszakken vol (ik schat een stuk of 25) de deur uitgegaan, de schuur is opgeruimd, de zolder uitgemest, en veel kleren zijn in de zak van Max verdwenen. Oude meubels opknappen bleek leuker dan nieuwe kopen. Spaaracties voor bloempotten of vershouddoosjes van supermarkten negeer ik, net zoals uitverkoop en de tombola op het werk. De woonkamer is leger, en droomde ik vroeger van een grote villa als eindstation van mijn wooncarrière, nu doemt daar ineens een mini-huisje op, en lekker veel geld over om te reizen. Iets waar ik toch gelukkiger van word dan van een breedbeeldtelevisie.
Ontspullen werd afgelopen jaar een wereldwijde trend, met Marie Kondo voorop, en ik raakte vrolijk van het lezen over al die mensen die nadachten over de consumptiemaatschappij, en of dat niet een beetje anders kon. Veel ontspullers bedachten allerlei projectjes om zooi het huis uit te krijgen. Ik heb onnoemlijk veel filmpjes gekeken van mensen die rondleidingen gaven in hun mini-huis in Tokio of New York, met opklapbedden en uitschuiftafels en wasmachines die je met voetpedalen laat ronddraaien. YouTube staat er vol mee. Niet dat ik dat allemaal ging doen, maar het was zo’n veilige positieve wereld met blije mensen, die niets meer nodig hadden om gelukkig te zijn dan een zonnepaneeltje en een e-reader. Ze hadden meestal een pluistrui aan en er hing een surfplank aan het plafond en alles was goed.
Er kwamen door dit blog ook wat van die leuke mensen op mijn pad. Zoals Babette Porcelijn van wie ik van leerde dat repareren, iets opnieuw gebruiken, echt ook beter is voor Moeder Aarde. Daar was het me niet om begonnen, maar het schudde me wel wakker. En ik ontdekte dat ook de overheid nu het tiny wonen gaat faciliteren. Gemeentes wijzen plekken aan waar tiny houses mogen staan. Woningbouwverenigingen onderzoeken hoe ze aan nieuwe woonwensen (kleiner en flexibeler) kunnen voldoen.
Maar het allerleukste van dit onderwerp is dat het je min of meer dwingt om na te gaan denken over wat je echt gelukkig maakt en waar je je tijd in wilt steken. Het gaat bij ontspullen eigenlijk helemaal niet om die spullen, over opruimen, over tiny houses, over Marie Kondo. Het gaat erom wat je met de rest van je leven wil gaan doen. Altijd maar mooier, beter, meer? Of maak je andere keuzes? Een van de meest gedeelde quotes is niet voor niets: The most important things in life are not things. Naast een opgeruimder huis, meer vrije tijd en wat meer geld over, vond ik – halfbakken ontspuller of niet – dat hernieuwde inzicht toch wel de allergrootste bonus van het afgelopen jaar.
Astrid is samen met Irene de oprichter van Flow. Ze woont samen en heeft twee kinderen. Ze schrijft elke dinsdag over de zin en onzin van ontspullen.