Aaf citeert Arie Boomsma: ‘Je moet nooit twee keer niet gaan’

Columnist, schrijver en podcastmaker Aaf Brandt Corstius mijmert over een quote die haar opviel.
Ik merkte het al eerder bij het verzamelen van slimme citaten en mooie zinnen: de beste citaten zijn citaten die je geciteerd hoort. Dus uit de tweede, of derde, of vierde hand. Want dat betekent dat zo’n zinnetje onthouden is door iemand – die het weer doorvertelt, en dat doorvertellen betekent dat er iets in dat zinnetje zit wat de moeite waard is.
Sporten
Nu ving ik een citaat op uit de derde hand en het klopte heel, heel erg. Ik had het zelf kunnen verzinnen, ware het niet dat dat niet zo was. Dat is ook een eigenschap van erg goeie zinnen: ze zijn zo verstandig en logisch dat je denkt dat je het altijd al had moeten weten. Maar je wist het niet. Het zinnetje kwam nota bene tot me in een gesprek over mijn eigen boek (Gun iedere kabouter zijn eigen muts), een bundel met deze mooie zinnetjes uit Flow. Gijs Groenteman (dat is mijn eigen man, met zijn eigen muts) en Teun van de Keuken hadden het over al die wijsheden, en Teun citeerde Arie Boomsma, natuurlijk de wijsgeer van deze tijd.
Arie Boomsma had een keer over sporten gezegd: “Je moet nooit twee keer niet gaan.” En dat is een waarheid als een koe. Natuurlijk, er zijn mensen die amper sporten, of helemaal niet. Maar als er een zekere regelmaat in je sportgedrag zit en je het echt doet om gezond of fit te blijven, is het funest om die regelmaat te doorbreken. Sporten gedijt erg bij vastigheid en structuur. Want je wordt alleen sterker en beter als je regelmatig sport, maar, belangrijk: de kans dat je blijft gaan is ook veel groter als je er een vast ritme in brengt. Daarom sport ik altijd op maandag en op woensdag.
Afzeggen
Het rare was dat ik dit precies hoorde toen ik deze regel geheel aan het doorbreken was. Het was in een periode van drukte, toen vakantie en toen ziek zijn, en dat zijn erg slechte periodes voor het beoefenen van sport. En het rare is dan: als je inderdaad twee keer niet geweest bent – of drie, vier, vijf keer, zoals in mijn geval in deze periode – is het steeds makkelijker om af te zeggen. Want de vorige keer had je ook al afgezegd, en de keer daarvoor ook. Dus waarom dan nu niet, nu je een beetje moe was?
Het deed me denken aan de coronatijd, de grootste Afzegtijd uit de geschiedenis. Alles mocht, nee, móést je afzeggen en daarom sloop er een grote mate van afzeggeritis in de mens, zelfs als er helemaal niets afgezegd hoefde te worden. Een bel snot aan de neus was al genoeg om alle plannen voor die dag bruut te cancelen.
Afleren
En dat moesten we erna ook weer afleren. Kort geleden had ik dus griep, en ik moest optreden in het theater, en eigenlijk verwachtte ik dat ik het gewoon af moest zeggen. Maar daar kwam niets van in; er zouden een paar honderd mensen komen, en die gingen echt niet iets anders met hun avond doen omdat ik me niet lekker voelde. O ja, dacht ik, zo was dat.
De vriendinnen met wie ik altijd op woensdag sport (vaste tijd, vast groepje, beste stok achter de deur) begonnen me na verloop van tijd ook te appen dat ik misschien juist zou opknappen van sport. Eindelijk die griep eruit zweten. Ze hadden gelijk. En Arie Boomsma ook.
Meer lezen
- Aaf: ‘Ja, logisch dat vrouwelijke schrijvers een paar planken voor zichzelf krijgen.’
- Aaf over slimmer werken: ‘Dat ik dít pas na 20 werkjaren ontdek…’
- Aaf: “over tien jaar dat dagboekje weer terugvinden en denken: nu kan ik er wel een boek van maken”.
Tekst Aaf Brandt Corstius
Gepubliceerd op 6 juni 2024