Go to content

Columnist pur sang: wie was Renate Rubinstein?

Columnist pur sang: wie was Renate Rubinstein?

Schrijver en journalist Renate Rubinstein werd vooral bekend door haar columns in Vrij Nederland onder de naam Tamar. Wie was deze vrouw die in de jaren zestig naam maakte met haar eigengereide bijdragen op de ‘vrouwenpagina’? 

‘MAANDAG. Kloten. Man weg. Koffers gepakt, verdwenen. Moest nog wel even zeggen dat-ie tien jaar ongelukkig was geweest. En dat na elf jaar lang op z’n minst twee keer per week zeggen dat wij toch zo’n ideale combinatie waren.’ Zo begint Niets te verliezen en toch bang, het boek dat Renate Rubinstein in 1978 publiceerde over ‘de paniek van de echtscheiding’.

Niet zielig

De man in kwestie is wetenschapsfilosoof Jaap van Heerden. Hij is alles waar ze op valt: lang, slim, geestig. Als ze elkaar leren kennen, vindt hij haar ‘verpletterend’, vertelt hij in David de Jonghs documentaire Tamar – De waarheden van Renate Rubinstein, die in 2022 verscheen. Desalniettemin wordt hij na verloop van tijd verliefd op een ander. In 1973 pakt hij die koffers. Ze is wanhopig, deinst er niet voor terug om hem te stalken. De column die ze onder de naam Tamar voor weekblad Vrij Nederland schrijft, houdt haar overeind. Wie weet kan ze Van Heerden naar zich terug schrijven? ‘Bedrukkend is: de ochtend, de middag, de avond, de nacht. Maar tussendoor gaat het wel.’ Dat ze zich ook fysiek beroerd voelt, wijt ze aan haar liefdesverdriet, maar als ze blijft vallen nadat ze psychisch opknapt, gaat ze naar de dokter. In november 1976 komt het vonnis: ze heeft multiple sclerose. Ze besluit er niet over te schrijven. Want ze wil niet ‘zielig’ gevonden worden.

Geheim

Gelukkig dient zich niet lang daarna een nieuwe liefde aan. Een die weliswaar getrouwd is, sterker nog: volgens Renate is hij ‘de meest getrouwde schrijver van Nederland’. Hij draagt haar op handen, stuurt haar dagelijks ansichtkaarten met lieve teksten (in totaal zo’n 1100) en moedigt haar aan om de columns te bundelen die ze schreef over haar scheiding van Jaap van Heerden. Hun verhouding, die tot aan zijn dood in 1987 zal duren, is geheim. Over hem mág ze niet schrijven.

Lassie

De scheiding van Jaap van Heerden komt zo hard aan omdat die een oude verlatingswond openrijt. ‘De hardvochtige moeder, de vermoorde vader’ vat Renate Ida Rubinstein, geboren op 16 november 1929 in Berlijn, zelf haar jeugd samen. De ouders zijn Willy Rubinstein, directeur van een damesmantelfabriek, en Hanne Hamm, zijn voormalige secretaresse. Na Renate krijgen ze nog een tweeling, Günter en Gerda.
Het Berlijnse leven van de Rubinsteins is dik in orde: Willy verdient goed, ze verhuizen naar steeds grotere appartementen, er komt een auto met chauffeur. Renate is haar vaders oogappel. “M’n moeder heeft me verteld dat ik als heel klein kind door de salon vol mensen kon hollen en roepen: ‘Lassie, Lassie’, alsof het mijn naam was. Dat kwam doordat mijn vader dat zei als iemand me probeerde tegen te houden (…). Dan begon ik te huilen en zei hij: ‘Lass sie’, ‘laat haar’ dus, om mij te beschermen. Hij vond dat ze mij met rust moesten laten.”

Fatale beslissing

De opkomst van de nazi’s drukt het gezin met de neus op het feit dat Willy joods is. Hij ziet al vroeg in dat ze gevaar lopen, smokkelt deviezen Duitsland uit, wordt verraden en vlucht met zijn gezin begin 1935 naar Amsterdam. Twee jaar later reizen ze door naar Engeland. Het lukt Willy daar niet om zijn bedrijf van de grond te krijgen. Wat nu? Hij wil doorreizen naar de Verenigde Staten, Hanne vindt dat te ver weg. Amsterdam is dichter bij haar geliefde Berlijn. En dus verhuist het gezin in 1938 weer terug naar Nederland. Een fatale beslissing, die Renate haar moeder haar leven lang zal verwijten.

Met u en ei

Ze proberen zo snel mogelijk Nederlands te worden, in elk geval niet-Duits. Günter wordt Jan, hun achternaam is Rubinstein uitgesproken met u en ei, in plaats van met oe en ai – Renate zal daarop blijven hameren. Maar al heel vroeg in de oorlog gaat het mis: op 10 juli 1940 wordt Willy door twee Duitsers in uniform thuis opgehaald. Terwijl ze naar buiten lopen, zegt een van de mannen geruststellend tegen de kinderen: “Der Vati kommt bald wieder nach Hause.”

Lastpak

Hanne probeert haar man vrij te krijgen, tevergeefs; door een ambtenaar om te kopen weet ze wel de gevreesde J uit de persoonsbewijzen van de kinderen te krijgen. Renate doet haar best om haar moeder, met wie ze weinig heeft omdat Hanne haar maar een lastpak vindt, te steunen. Intussen wacht ze met smart op de terugkeer van haar geadoreerde vader. Ze wil geloven dat hij terugkomt, een geloof dat wordt gevoed door Hannes neiging om de harde realiteit bij de kinderen weg te houden.

Belazerd

Als Nederland na vijf jaar oorlog wordt bevrijd, verwacht Renate haar vader ieder ogenblik thuis. Maar hij komt niet. In september 1946 komt wel het bericht dat hij al in 1942 in Auschwitz is vermoord. Het duurt lang voordat ze kan geloven dat hij ‘geheel tegen alle beloften en conventies’ echt niet meer terugkomt. Ze voelt zich belazerd. De moord op haar vader, het bedrog daaromheen – het zal haar leven bepalen, aldus Hans Goedkoop, sinds 1993 bezig met een biografie van Renate. Ze gaat nooit meer klakkeloos geloven wat haar wordt verteld.

Toffees en pindakaas

Leren is geen probleem, maar op school verveelt ze zich. Ze is een drukke, opstandige leerling, vooral bezig met verliefdheden – Renate is altijd verliefd, op zoek naar mannelijke aandacht. Ze maakt ruzie met haar moeder (“Een moeder is iets wat je misschien toch maar een jaar of vijftien hebben kunt”), blijft zitten in de vierde klas van het gymnasium en stopt in haar eindexamenjaar helemaal met school “want ik was verliefd geworden en ontmaagd en dacht: dan kun je toch niet meer op school blijven zitten.” Ze gaat op kamers, leeft op toffees en pindakaas en wordt jongste bediende bij de uitgeverij van Geert van Oorschot. Ze ontmoet er haar eerste echte liefde: Huyck van Leeuwen, aanvankelijk nog met een ander getrouwd, dertien jaar ouder dan zij, onmiskenbaar een vaderfiguur. Ze gaat met hem samenwonen en heeft verder geen idee wat ze met haar leven aan moet.

Dadelpalm

Als Van Leeuwen haar verlaat, vlucht ze in 1951 radeloos naar Israël om in een kibboets te gaan wonen en werken. Daar krijgt ze de Hebreeuwse naam waarmee ze later haar Vrij Nederland-columns zal ondertekenen: Tamar. “Iemand zei, ten onrechte, dat het ‘dadelpalm’ betekende en dat vond ik heel mooi. Ik voelde me destijds in Israël als een dadelpalm uitsteken boven al die kleine mannen.” Haar maatschappelijke belangstelling groeit, ze begint te schrijven. Terug in Nederland kan ze dankzij colleges die ze in Israël volgde, culturele antropologie gaan studeren. Bij haar moeder leest ze een nummer van studentenblad Propria Cures (PC) en denkt: bij die mensen wil ik horen. Met haar eerste stuk geeft ze meteen haar visitekaartje af: Het zionisme of de nieuwe onvrijheid roept veel reacties op. Ze wordt onmiddellijk binnen gehengeld als redacteur van PC. Die redactie is wat we nu een echt mannenbolwerk zouden noemen. En al die mannen zijn op z’n minst een beetje verliefd op die geestige, grillige, kattige en sprankelende Renate Rubinstein. Zo ziet ze het graag (met vrouwen – ongewenste concurrentie – heeft ze meer moeite).

Geen mannenpagina

Mederedactielid Aad Nuis weet haar te strikken. Ze trouwen in 1956; het huwelijk benauwt haar meteen. Al na een paar jaar gaan ze uit elkaar. Ook de studie hangt ze aan de wilgen. In 1961 wordt ze gevraagd voor een wekelijkse column voor de vrouwenpagina van Vrij Nederland. ‘Ik ken geen krant die er een mannenpagina op nahoudt,’ sneert ze in haar eerste bijdrage, maar ze heeft haar professionele bestemming gevonden. Tamar vindt de column uit zoals we die nu vaker zien: ze gaan over de joods-Palestijnse kwestie, over haar katten, over de Vietnamoorlog, het feminisme, haar liefdesleven, het koningshuis – kortom over het persoonlijke en het politieke. Ze schrijft uit vechtlust en praatlust, omdat “onzin mij geweldig opwindt”; dwars, openhartig, onafhankelijk en onbevreesd. De toon van haar al gauw goed gelezen columns is opgewekt. “Een goede columnist moet onbetamelijk zijn,” vindt ze zelf. Kunnen uitdelen én kunnen incasseren. Heftige polemieken horen erbij.

Niet blindelings

Berucht hierbij is de Weinreb-affaire. Renate raakt overtuigd van de onschuld van Friedrich Weinreb, een orthodoxe jood die veroordeeld is vanwege de kwalijke dubbelrol die hij tijdens de oorlog speelde en die voor veel joden fatale gevolgen had. Weinreb doet haar aan haar vader denken – hij had misschien gered kunnen worden! – en daarom voert ze met alles wat ze in zich heeft campagne voor zijn rehabilitatie. Als onderzoek van het NIOD aantoont dat Weinreb toch echt ‘fout’ is geweest, weigert ze koppig haar ongelijk te erkennen. Het kost haar menige vriendschap. Het is ook niet bevorderlijk voor haar relatie met Jaap van Heerden, met wie ze in 1971 is getrouwd. Ze verdraagt het niet dat hij haar niet blindelings volgt. En dan wordt hij ook nog verliefd op een ander.

Postuum

‘In één opzicht verschilde Simon Carmiggelt niet van veel andere mannen: bij zijn dood liet hij twee weduwen achter. Met de ene was hij getrouwd. De andere ben ik.’ Zo begint Mijn beter ik, Renate Rubinsteins postuum verschenen boek over haar relatie met collega-columnist Carmiggelt. Begin jaren tachtig kan ze niet schrijven over wat haar het meest bezighoudt: haar MS en die geheime liefde. Niks voor haar. In 1984 laat ze Adriaan van Dis haar in zijn talkshow vragen naar haar ziekte. Zo, nu weet iedereen het en kan ze erover gaan schrijven. Het resultaat is het boek Nee heb je. Haar gezondheid verslechtert.

Autootje

Als lopen te moeilijk wordt, racet ze in haar Amica, een door haar ‘handige neefje’ Maurits opgevoerd autootje, door de stad; als ze geen trap meer kan lopen, gaat ze gelijkvloers wonen; als ze niet meer voor zichzelf kan zorgen, komt er huishoudelijke hulp. In haar werk is ze gezond. Er is altijd de column. In 1985 krijgt ze de eervolle opdracht om een ‘impressie’ te schrijven van kroonprins Willem-Alexander ter gelegenheid van zijn achttiende verjaardag. Ze schrijft, al moet ze zich daarvoor op het laatst met een riem aan haar stoel vastbinden om er niet vanaf te vallen. Totdat het echt niet meer gaat. En dan hoeft het leven van haar niet meer.

Deksel op een potje

Ook over haar laatste grote liefde schrijft ze natuurlijk toch: nadat hij is overleden en ze zich pas goed realiseert hoe belangrijk hij voor haar was. Simon Carmiggelt, destijds wereldberoemd in Nederland, bood alles wat Renate nodig heeft: “Hij met zijn gave voor het vaderschap, ik met het verlangen naar mijn vader, we pasten bij elkaar als een deksel op een potje.” Ze bepaalt dat het boek dat ze tijdens de laatste jaren van haar leven schrijft, pas gepubliceerd mag worden na de dood van zijn weduwe. Uiteindelijk stelt ze de publicatie zelfs uit tot na haar eigen, uiteraard zelfgekozen, dood op 23 november 1990. Nederland is in shock: Carmiggelt en Rubinstein? Renate Rubinstein is er dan niet meer, maar de goede luisteraar hoort haar grinniken in haar graf.

Meer lezen

Tekst Liddie Austin  Fotografie Steye Raviez/Hollandse Hoogte/ANP
Gepubliceerd op 22 maart 2023

Deel dit artikel
Flow nieuwsbrief Flow nieuwsbrief
Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

^