Hoewel Flow’s Astrid haar overvolle boekenkast en vintage serviezen heel gezellig vindt, vroeg ze zich toch af of haar huis wat minder vol kon. Ze schreef een jaar lang blogs over de betekenis van spullen en ontspullen. We lichten er opnieuw een aantal uit. Deze keer: slappe hap.
Ik ben geen heilig boontje als het gaat om bewust leven. Als ik mijn tanden poets, laat ik het water vaak lopen en dan draait bijna altijd een boze zoon met een verwijtende blik de kraan dicht. Ik weet niet waar mijn kinderen dat geleerd hebben, waarschijnlijk op school, maar dus niet van mij. Ik moffel soms een leeg potje honing weg in een vuilniszak omdat mijn huisgenoot wél wil dat we glas inzamelen, maar het nooit wegbrengt. We scheiden plastic en kranten, maar dat is volledig te danken aan de andere mensen hier in huis. Ik wil nog weleens stiekem wat in de container laten verdwijnen. Zo van: het kan maar weer weg zijn.
Ik doe ook wel echt dingen goed, hoor. We hebben één auto weggedaan en doen veel meer op de fiets of met het ov. Ik betaal me blauw aan biologisch vlees omdat ik ander vlees eigenlijk niet meer vind kunnen, en we hebben nooit snoep in huis. En ik bak zonder blikken of blozen een megadikke Spaanse tortilla de patatas, waar alle groenterestjes van de hele week in zitten.
Maar nu dat ontspullen. Inmiddels ben ik er best goed in geworden. Dus bedenken wat er weg moet, is niet meer zo het probleem. Ik geloof helemaal dat je blij wordt van minder, dat we met z’n allen veel te druk zijn met spullen vergaren en dat het goed is om daar bewuster mee om te gaan. Maar dan. Wat doe je met al die dingen die je weg wilt doen? Die vaak te goed zijn voor de vuilniszak? Oppotten voor de vrijmarkt? Je buren, vrienden, collega’s vermoeien met appjes waarin je vraagt of zij jouw skeelers/Playmobil-kastelen/poffertjespan willen overnemen? Naar de inruilwinkel? Marktplaats? Ik wil het wel, maar het is bijna een halve dagtaak. Dat vind ik het vermoeiende onderdeel van ontspullen: al die zooi daadwerkelijk je huis uit krijgen.

Ik kan een beetje jaloers kijken naar de mensen om me heen die onvermoeibaar heen en weer rijden naar kringloopwinkels, Marktplaats-tokootjes opzetten, briefjes ophangen bij Albert Heijn of in net de juiste Facebook-groepen of buurtapp-groep zitten en zo heel slim, en ook nog met winst, van hun spullen afkomen. Ik ben jaloers op collega’s die in de pauze even een Marktplaats-telefoontje plegen en ’s avonds hun oude bank hebben verkocht. Ik bewonder mensen die met Koningsdag voor dag en dauw hun kraampje optuigen. (De enige keer dat ik dat deed, had ik het na twee uur blauwbekken wel weer gezien, en vertrok ik met het grootste deel van mijn afdankers en vijf euro rijker weer naar huis.)
En ik heb respect voor hen die op hun vrije dag om zes uur ’s ochtends naar de IJ-hallen in Amsterdam rijden, om daar met thermosflessen koffie en handschoenen-zonder-vingers aan, in de snijdende kou hun verzameling fat lava-vazen te verkopen. En dan óók nog een heel leuke dag hebben. Ik wil ook zo zijn, maar ik ben het niet. Ik beken. Ik ben een halve ontspuller, zonder handelsgeest, zonder ruggengraat, met een zielige stapel ‘dit moet weg’ in de schuur.
- Meer blogjes van Astrid over ontspullen vind je in Het grote boek van minder.