Al tien jaar lang neemt journalist Bas Maliepaard zich voor de mooie familieverhalen van zijn oma op te schrijven. En al net zo lang lukt het hem niet. Tot nu.
“Dat verhaal heb ik je toch weleens verteld?” Mijn 91- jarige oma zegt het in bijna elk gesprek dat ik met haar voer. En dan antwoord ik meestal met ja, maar vertelt ze het toch nog een keer. Ik vind dat niet erg, integendeel: het zijn bijzondere verhalen waar ik graag naar luister. Vaak gaan ze over de Tweede Wereldoorlog, die zij als tiener bewust meemaakte. Ze vertelt over haar vader, die bij het verzet zat en gevangen werd genomen. Over de onderduikers in huis, de razzia’s in het dorp, het stiekeme luisteren naar Radio Oranje en over haar moeder, die in de Hongerwinter difterie kreeg.
Maar het vaakst vertelt ze over Zilly, het joodse meisje van haar leeftijd dat in de oorlog gescheiden raakte van haar ouders en zus en door het verzet bij oma’s grootouders in Renkum werd ondergebracht. Zilly’s zus werd op zeventienjarige leeftijd vermoord in Auschwitz. Zijzelf overleefde de oorlog – onder de naam Annie van der Koren – en werd na de bevrijding herenigd met haar ouders, die naar Engeland waren gevlucht.
Oma is tot op de dag van vandaag met Zilly bevriend gebleven. Ik verbeeld me dat ik de details van deze aangrijpende verhalen vanzelf zal onthouden als ik ze maar vaak genoeg hoor. Toch is dat niet zo. Als oma vertelt, denk ik meestal: o ja, zó zat het. En na zo’n gesprek: ik moet die verhalen gaan opschrijven.
Dat denk ik al meer dan tien jaar en ik ben niet de enige in de familie bij wie die gedachte zo nu en dan opkomt. We weten allemaal dat de verhalen anders vervliegen als oma er niet meer is. Dat zou jammer zijn, omdat ze over een ingrijpend deel van onze recente familiegeschiedenis gaan; over de karaktereigenschappen, keuzes en belevenissen van de mensen uit wie wij voortkomen en op wier schouders wij staan.

Voor veel mensen is het belangrijk om dat soort verhalen te kennen, omdat je familiegeschiedenis deel uitmaakt van je identiteit. Het beste bewijs daarvan is misschien wel dat veel geadopteerden die nauwelijks iets over hun achtergrond weten, dat als een groot gemis ervaren. Ik heb zelf twee geadopteerde kinderen en realiseer me daardoor heel goed dat ik van geluk mag spreken dat mijn wortels voelbaar en zichtbaar zijn. Ik hoef maar een fotoboek open te slaan of mijn ouders en oma te bevragen, en het recente verleden van mijn familie ontsluit zich.
In haar boek Hoe schrijf je een familiegeschiedenis? citeert Marijke Hilhorst de Hongaarse schrijver György Konrád, over het belang van de familiehistorie: ‘Je bent de zoon of dochter van een vorige generatie. Niet de officiële geschiedenis maar de persoonlijke, van geboorte, hartstocht, erotiek, dood geeft gewicht.’
En inderdaad: als ik lees hoe de Duitsers Nederland binnenvielen, kan ik me daar wel wat bij voorstellen en vind ik dat interessant, maar die gebeurtenis komt op een heel andere manier binnen wanneer ik oma hoor vertellen over hoe ze op een ochtend zware vliegtuigen zag overkomen en er meteen spanning in de lucht hing. Vliegtuigen zag je nauwelijks in die tijd, dus dit kon weinig anders betekenen dan oorlog. Mijn oma weet nog wat haar moeder erover zei: “Wat laag, wat laag. Als ik een lange stok had, kon ik ze zo aanraken.”
Ik sprak met mijn moeder en haar zus over de verhalen van mijn oma, en zij gebruikten afzonderlijk van elkaar min of meer dezelfde woorden om de betekenis ervan te omschrijven. Mijn moeder: “Het is een verrijking van mijn eigen leven dat ik die verhalen ken, mijn leven wordt op die manier gevoed door het verleden.” En mijn tante: “Het leven dat ik nu leid, heeft alleen maar kunnen ontstaan door het leven dat mensen voor mij hebben geleefd. Ik vind het een rijkdom dat ik mijn geschiedenis ken.”
- Het complete verhaal ‘Ik herinner, dus ik ben’ vind je in ons extra dikke jubileumnummer, Flow 7.
Tekst Bas Maliepaard Fotografie Freestocks.org