Toen journalist Hedwig Wiebes al haar bezittingen verkocht om in een bus te gaan reizen, moest haar theepot blijven. Want theedrinken gaf zekerheid. Het drinken van thee is nu een dagelijks ritueel geworden.
Iedere dag drink ik thee. Minstens twee keer, en vrijwel altijd een pot vol. ’s Ochtends begin ik de dag met groene thee en de rest van de dag drink ik kruidenthee. Soms earl grey. Het is zelfs zo dat wanneer ik reis, ik steevast een paar theezakjes in mijn tas stop. Voor als er op een hotelkamer wel een waterkokertje staat, maar verder alleen halfvergane zakjes zwarte thee en oploskoffie. Een kop van mijn ‘eigen’ thee voelt dan zo rijk.
Deze waardering voor thee ontstond tijdens de twee jaar dat ik in een busje rondreisde. Het had een simpel leven moeten zijn, weg van de stadse drukte en vooral: weg van al het moeten. Maar dat simpele leven bleek verraderlijk omslachtig. Leefden mensen daarom niet juist in huizen, omdat dat hándig is? Wat eerder zo eenvoudig was dat ik er nauwelijks bij nadacht, vereiste nu veel tijd en energie. Van boodschappen doen op steeds andere plekken en verpakkingen ontcijferen, tot bedenken hoe we wilden rijden en waar we gingen slapen en of dat daar was toegestaan.
Van als een verwende yup een boerengehucht afstruinen naar wifi, tot steeds weer in- en uitpakken en gebruikmaken van iedere kubieke centimeter. Een eenvoudig leven was niet per se een rustig leven. Maar in datzelfde leven, waarin altijd alles spannend en onzeker was, lichtte een duidelijk baken op: zelfs als alles mis leek te gaan, kon ik mezelf verzekeren van een heilzame kop thee. Dan nam ik een slok, zuchtte ik diep, en lukte het me om de zaken weer een beetje relativeren.
We zijn thuis
Van onze bezittingen was nauwelijks iets over, we hadden vrijwel ons hele oude leven gedag gezegd, maar mijn mooie Chinese gietijzeren pot moest mee in de bus. Inclusief rechaud. Ik zorgde dat er altijd een goede voorraad waxinelichtjes lag. Als het koud was, zette ik de pot op mijn schoot, als een aangenaam zware kruik. Mijn thee bevond zich op het bovenste plankje van het enige voorraadkastje in de bus. Op veel vlakken in mijn leven had ik geconcludeerd dat het soms best wat minder mocht, maar gek genoeg bleken de vele doosjes thee daar niet onder te vallen.
Toen we op pad gingen, kon ik niet anders dan mijn volledige voorraad mee – nemen. Een klein vermogen aan felgekleurde verpakkingen vol prints, spreuken en beloften. Enigszins overdreven, maar echt gênant vond ik het niet. Als dit het ergste was? Bovendien: ik was geen klakkeloze hoarder, ik dronk van allemaal. De mooiste doosjes knipte ik open tot verzamelbakjes en daarin pasten van iedere soort drie of vier zakjes. Gesorteerd op kleur, nadat ik ontdekte dat dit vrijwel altijd correspondeert met het type thee.
Op die manier paste er een uitbundige regenboog aan theezakjes op het plankje in het kleine kastje. De rest van de voorraad bewaarde ik in een tas in de dakkoffer boven op de bus, eens in de zoveel tijd vulde ik als een vakkenvuller de open doosjes aan. ‘A cup of tea would restore my normality,’ schreef Douglas Adams in het beroemde sciencefictionboek The hitchhiker’s guide to the galaxy. Zo voelde het ook voor mij onderweg.
Waar we ook waren aanbeland, of het nou een desolate parkeerplaats was of juist een met het meest idyllische uitzicht over een strand: altijd was daar weer het fluiten van de ketel. Het was iets waarop ik kon vertrouwen. We hoefden maar de gordijntjes dicht te trekken, een kaars aan te steken en we waren thuis. Op die momenten voelde ik me belachelijk tevreden.
C.S. Lewis, schrijver van The chronicles of Narnia, heeft eens gezegd dat een kop thee hem nooit te groot kan zijn (en een boek nooit lang genoeg), en ook in Alice in Wonderland is het ‘always tea-time’. Is dat de rol van het terugkerende theedrinken in die fantasiewerelden: een realistische voet op de grond? ‘I say let the world go to hell, but I should always have my tea,’ aldus de Russische romanschrijver Fjodor Dostojevski. De hele wereld mag dan gek zijn geworden, thee zal onze redding zijn
Graadmeter
Toen ik mijn vriend leerde kennen, dronk hij in principe geen thee. “Dat is voor zieke mensen.” Nu zou hij niet meer zonder willen. Thee is niet alleen lekker, het is ook goed voor je. Het verwarmt lichaam en ziel. Bovendien is het een graadmeter om te merken of ik wel goed voor mezelf zorg. Als ik het te druk heb en liever gewoon water drink – en niet die kleine moeite neem om een pot thee te zetten, weet ik dat ik stiekem mezelf aan het voorbijrennen ben.
Ik heb zelfs zo’n nauwe band met theedrinken opgebouwd dat ik sterke overtuigingen heb ontwikkeld, tot mijn eigen hilariteit. Zo kan ik het niet aanzien als mensen van hetzelfde zakje een tweede kop proberen te trekken. Met zo’n flauwe tweede ronde doe je jezelf volledig tekort. Sowieso kan ik het me maar moeilijk voorstellen dat er fervente theedrinkers zijn zonder een theepot in hun bezit. Voor mij is een pot thee op tafel de ultieme vorm van gezelligheid.
Ik heb mezelf laatst zelfs een tweede pot cadeau gedaan. Een ranke glazen, eentje die ik al lang heel graag wilde. Toen ik nog in de bus woonde, was een breekbaar exemplaar sowieso geen optie. Wel liep ik toen al tegen het probleem aan dat mijn lieflijke groene thee ’s ochtends bijsmaken vertoonde van bijvoorbeeld de gember of sterrenmix van de vorige avond. Nu ik voor het moment van de dag een bijpassende pot heb, is dat verleden tijd. Misschien schuilt het geheim achter thee er wel in dat theezetten juist zo’n bescheiden handeling is.
De kalmte ervan wordt perfect weerspiegeld in de theeceremonies van Aziatische culturen. Eerbiedig buigende figuren in kimono’s, die met de grootste zorgvuldigheid heet water opgieten in prachtig gedecoreerde kommetjes, waaruit ze vervolgens voorzichtig nippen. Te midden van de chaos van het dagelijks leven is het zo’n verfijnde, eenvoudige daad dat die bijna spiritueel te noemen is, schrijft Murai Yasuhiko in het boek Tea in Japan.
Zelf heb ik nog nooit aan zo’n theeceremonie deelgenomen. Om eerlijk te zijn heb ik er weinig mee. Noch met de deftige Britse gebruiken, overigens. Geef mij maar een enorme mok waar ik mijn handen omheen kan slaan, en wat pure chocola erbij. Aan de andere kant denk ik dat ik het ook wel snap, dat ceremoniële: ik heb gewoon mijn eigen ritueel ontwikkeld.
Blik biscuitjes bij de thee
Dat ik theedrinken met innerlijke warmte associeer, is niet zo gek. Als kind was het al een van mijn meest favoriete momenten van de dag: na school met mijn moeder en zusjes aan de grote tafel zitten met een grote pot thee op tafel. Ernaast een blik biscuitjes. Niet dat dit moment heilig was of dat ik me toen daadwerkelijk de waarde ervan realiseerde. Het was gewoon wat het was. Aangenaam eenvoudig, en daarin schuilde het kleine geluk.
Zo voelde het ook alle keren dat ik onderweg theezette voor mensen die we ontmoetten. Hoe vaak heeft die gietijzeren pot wel niet in een kuiltje zand of op een stel rotsen gestaan? Met iedereen in kleermakerszit eromheen, alsof het om een mystieke samenkomst ging. Van theedrinken word je vanzelf rustig. Thee heeft me bovendien teruggeleid naar een pad dat ik allang was vergeten. Ooit wilde ik kruidenvrouwtje worden, maar mijn jongere zelf vond dat dit geen serieuze carrièreoptie kon zijn.
Later dacht ik dat ik simpelweg gevoelig was voor dure, hebberig makende verpakkingen, maar al snel werd de inhoud belangrijker. Ik ontdekte waarom ik op bepaalde momenten een voorkeur had voor bepaalde ingrediënten. Ondertussen was ik ook begonnen met het verzamelen van losse gedroogde kruiden en verse, en bedacht ik combinaties. Inmiddels weet ik niet beter dan dat ik venkelzaadjes gebruik als ik last heb van een opgeblazen gevoel of jeneverbessen tijdens dagen met heftige PMS. En dat de bergamotolie in earl grey opbeurend werkt op dagen dat ik wel wat vrolijkheid kan gebruiken.
Onderweg in de bus vormde het verzamelen van verse kruiden ook een welkome afleidingsmanoeuvre als we in het wild stonden en ik moest plassen. Zelf kon ik er slecht tegen als je iemand vanuit bos, duinen of struiken tevoorschijn zag komen en wist wat-ie daar moest hebben gedaan. Terugkomen met een bosje wilde munt in mijn handen voelde als het perfecte alibi.
Wie ik ben
Inmiddels leid ik weer een gestructureerder leven. In een stad ben ik niet meer gaan wonen en ik moet een stuk minder dan voorheen, maar nog steeds gebeurt er een hoop. Te veel, op sommige dagen. Dan merk ik dat ik heel makkelijk terugval in oude patronen die te sterk om prestatie draaien en te weinig om wie ik ben. En lijkt het alsof ik al die waardevolle lessen uit het oog ben verloren. Maar dan is daar weer het pruttelen van de waterkoker, en die hete kop waar ik mijn handen omheen sla. Het eenvoudige dagelijkse ritueel dat me eraan herinnert de tijd te nemen voor wat ik belangrijk vind.
- Koekje bij de thee? Zo maak je zelf kaneelbroodjes.
Tekst Hedwig Wiebes Fotografie Loverna Journey/Unsplash.com