Gun jezelf een guilty pleasure

guilty pleasure

Een guilty pleasure hoeft helemaal niet zo guilty te zijn: de Story lezen én een filosofiecursus, dat gaat prima samen. Veel meer dan vroeger zijn we niet meer in hokjes te plaatsen, ontdekt journalist Fleur Baxmeier.

“Nee hè, is dat programma nog stééds niet afgelopen?” kreunde mijn vriend laatst vermoeid. Ik knikte, licht schuldbewust, vooral omdat hij het ergste nog niet eens wist. Namelijk dat het niet ging om een reguliere aflevering van een uurtje, maar dat het de grande finale was die de hele avond zou beslaan. Maandenlang had ik de vier koppels gevolgd die naar een zonnig eiland waren afgereisd om daar, gescheiden van hun partner, te kijken of ze de verleiding van tien mooie vrijgezellen konden weerstaan. En nu was daar eindelijk het slotstuk, waarin duidelijk zou worden welke stellen deze ‘ultieme relatietest’, zoals de Belgische voice-over graag en vaak mocht benadrukken, hadden overleefd.

Navraag in mijn omgeving leert dat bijna iedereen er wel eentje heeft, vaak zelfs meerdere

Ja, ik heb het over Temptation island. Ik weet het, geen hoogstaande televisie. Soms schaam ik me een beetje dat ik me er elk seizoen weer door laat meeslepen. Want tuurlijk, het is plat en onzinnig, en vast en zeker ook nog grotendeels geregisseerd. Tegelijkertijd zijn er weinig dingen die ik zó fijn vind als op donderdagavond op de bank neerploffen voor de nieuwste aflevering. Mijn vriend mag dan niet begrijpen waarom ik me hier zo in kan verliezen, voor mij is Temptation island wat een zombieserie als The walking dead voor hem is: mijn eigen guilty pleasure.

Guilty pleasures zijn er altijd geweest

Volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek is een guilty pleasure ‘iets waaraan men stiekem genoegen beleeft hoewel men weet dat het eigenlijk niet hoort; stiekeme geneugte; heimelijk pleziertje.’ Navraag in mijn omgeving leert dat bijna iedereen er wel eentje heeft, vaak zelfs meerdere. Zoals collega Floor, die erg houdt van de Grote Amerikaanse Romans als die van Jonathan Franzen, John Irving, Richard Yates en Amy Bloom, maar ook gék is op Dr. Phil. Of vriendin Anne, die meteen uitroept: ‘De Kardashians!’ De realityserie Utopia wordt ook meerdere keren genoemd, net als de Toppers.

Wat me tijdens m’n rondgang verder opvalt, is dat veel mensen denken dat een guilty pleasure iets van de laatste tijd is. Maar waarschijnlijker is het dat ze er altijd al zijn geweest. Neem de roman. In onze ogen een hogere kunstvorm, maar in de zeventiende en achttiende eeuw vond men het populaire cultuur. Want échte schrijvers hielden zich bezig met poëzie en theater. Op romans werd destijds neergekeken als op de Bouquetreeksromannetjes van vandaag.

guilty pleasures illustratie deborah van der schaaf

Guilty pleasure: niet meer stiekem

Anders dan in de zeventiende of achttiende eeuw hoeven we tegenwoordig niet meer stiekem te doen over onze guilty pleasure. De Story lezen én een filosofiecursus volgen, dat kan prima samen. Net als fan zijn van programma’s als Say yes to the dress, je verheugen op de bruiloft van Harry en Meghan of de Instagram van bekende personen fanatiek volgen. Een wedstrijd van Ajax bijwonen is niet beter of slechter dan een middag in het Rijksmuseum. Veel meer dan vroeger zijn we niet meer in hokjes te plaatsen, en dat is alleen maar fijn.

“Het is een ontwikkeling die al in de negentiende eeuw is begonnen,” zegt socioloog Ruut Veenhoven, die meer dan veertig jaar het menselijk geluk heeft onderzocht. “Daarvóór waren guilty pleasures zaken die niet bij je stand hoorden. Wilde je je hogere stand ophouden, dan kon je je geen laagstandelijke genoegens veroorloven. Dat leefde vooral in de middeleeuwen sterk: in die tijd had je drie standen die onderling absoluut niet mengden. Later werd de burgerij een aparte stand – verdeeld in de hoge en lage burgerij, en de arbeiders. Leefde je op stand, dan moest je van klassieke muziek houden, naar de opera gaan en dat soort dingen.”

Wat vaker toegeven aan je guilty pleasures, daar word je heel gelukkig van

In Leven op stand legt historicus Ileen Montijn mooi uit hoe ze de verschillende standen tijdens haar eigen jeugd, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, beleefde. Ze schrijft in haar boek: ‘Toen ik klein was, zei mijn vader weleens: ‘Als je ooit verdwaalt en je bent in een wildvreemd dorp, dan kun je het beste vragen naar het huis van de notaris.’ ‘Van de dominee,’ verbeterde mijn moeder hem dan, ‘ga maar naar de dominee.’ ‘Hè, breng dat kind nu niet in de war,’ zei mijn vader dan, quasi-verstoord. ‘Je gaat naar de notaris, en als die er niet is, naar de burgemeester.’ ‘Neem de dominee maar hoor,’ fluisterde mijn moeder plagerig. Haar familie telde veel dominees, de vader van mijn vader was notaris, en dat verklaarde het verschil van mening.’

Montijn heeft nooit hoeven kiezen tussen deze tegenstrijdige aanwijzingen van haar ouders. ‘Maar,’ schrijft ze, ‘ik voelde dat achter het dialoogje een verloren wereld schuilging. Een wereld vol zekerheden, waarin iedereen wist wat je moest doen in een noodsituatie. Waar in elk dorp een burgemeester, een notaris en een dominee in hun grote huizen zaten te wachten tot de dienstbode een verdwaald meisje zou binnenbrengen.’

Als je het zo leest, klinkt het bijna romantisch, de discrete charme van de betere burgerij. Maar er zat óók een andere kant aan: het knellende keurslijf van strikte regels, de vastomlijnde omgangsvormen en steeds weer dezelfde dagtaken.

Van snob naar omnivoor

Onder invloed van de groeiende welvaart begonnen mensen zich vanaf de jaren vijftig en zestig langzaam los te maken van de regels waar ze zich tot dusver strikt aan hielden. De starre standenmaatschappij verdween, verzuiling maakte plaats voor vrijheid, volgzaamheid boog om naar zelfstandigheid. “Wat je zag, was dat mensen in die periode minder gingen luisteren naar autoriteit en mondiger werden,” zegt Gaston Franssen, docent moderne letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. “Ze hadden de kerk, de Avro en de vakbond niet meer nodig om hun leven te leiden. Ze beslisten zelf wat ze smaakvol vonden, met wie ze wilden omgaan en met welke cultuur ze zich wilden omringen.”

Een ontwikkeling die hand in hand ging met het voorzichtig mixen van hoge en lage cultuur, waarbij de kunstwereld zoals vaker vooropliep: Andy Warhols zeefdrukken van Marilyn Monroe, Roy Lichtenstein die cartoon-taferelen opblies tot ongewoon formaat, het concept van de pindakaasvloer van Wim T. Schippers en weer later, in de jaren zeventig, de opblaasbare bloemen en konijnen van Jeff Koons. Tegelijkertijd bleef er ook een scheidslijn tussen bepaalde sociale groepen bestaan, wat kan worden verklaard aan de hand van een populaire theorie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002). In een notendop: culturele smaak is geen individuele keuze, maar komt volledig voort uit sociale constructies.

Leefde je op stand, dan moest je houden van klassieke muziek en naar de opera gaan

Bourdieu zag zaken als smaak, stijlgevoel en etiquette als vormen van ‘cultureel kapitaal’: een afgeleide van economisch kapitaal, maar dan op het vlak van kunst en cultuur. Dit culturele kapitaal zou volledig worden gevormd door waar je vandaan komt en je opleiding, met het logische gevolg dat in hogere klassen van andere vormen van kunst en cultuur werd genoten dan in lagere klassen. Zo zou de lagere klasse volgens Bourdieu heel stereotiep van country en popmuziek houden, wat ook wel populaire cultuur wordt genoemd, en de hogere klasse van opera, hoogdravend theater, klassieke muziek en noem maar op.

guilty pleasure

Een klassiek idee, dat pas in de jaren negentig op losse schroeven kwam te staan door een onderzoek van Peterson en Simkus naar het verband tussen muziekvoorkeur en sociale status. “Zij ontdekten dat veel mensen zowel hoge als lage cultuur tot zich namen,” zegt Franssen, die onderzoek doet naar literaire cultuur en van daaruit geïnteresseerd is in cultuursociologie. “Hun conclusie: een verschuiving binnen de hogere klassen van ‘snob’ naar ‘omnivoor’. Dat leidde tot de introductie van de ‘culturele omnivoor’: iemand die zowel hoge als lage cultuur leuk vindt. Die mensen waren er natuurlijk altijd al – want theaterliefhebbers luisterden thuis ook echt weleens naar popmuziek – maar sinds het einde van de vorige eeuw wordt het ook naar buiten uitgedragen: ‘Kijk, ik hou van opera, maar ga óók naar de Toppers.’”

De tuinkabouter

En daar komt de guilty pleasure om de hoek kijken, want vanaf toen zijn we steeds openlijker gaan praten over onze ‘ordinaire’ voorkeuren. Sterker nog, het is bijna hip om te zeggen dat je naar een concert van de Toppers gaat, maar dat is niet waarom we het volgens Gaston Franssen doen. “Enerzijds heeft de behoefte aan guilty pleasures te maken met het genieten van cultuur die in onze samenleving op een lagere trede staat,” zegt hij.

Je hoeft niet te laten zien: ik ben slim, ik heb smaak, ik hou van opera

“Dat kan lekker voelen, omdat je even niet bezig hoeft te zijn met je status. Je hoeft niet te laten zien: ik ben slim, ik heb smaak, ik hou van opera. Nee, je laat de façade vallen en denkt: ik ga gezellig een plaatje van Frans Bauer opzetten of vijf afleveringen van Keeping up with the Kardashians kijken.”

Aan de andere kant zijn guilty pleasures ook een manier om tóch weer te laten zien dat je smaak en status hebt. Franssen: “Wat je vaak ziet, is dat ze samengaan met ironie en een knipoog. Mensen met een huis vol design die ergens in de hoek een lelijke tuinkabouter neerzetten. Of met een grote grijns vertellen dat ze een heel weekend naar Jersey shore hebben gekeken. Daarmee zeg je: ik geniet van populaire cultuur, maar wees niet bang, ik weet heus wel wat échte smaak is. Die statusverschillen bestaan dus nog wel. Ook omdat je, om beide werelden te kunnen waarderen, moet weten hoe filosofie werkt en wat kunst is.”

Sociale druk of eigen voorkeur?

Ondertussen weten onderzoekers en wetenschappers nog steeds niet precies hoe dat nu eigenlijk werkt, onze smaak. Waar laten we ons door leiden als we bepaalde muziek of series wel of niet mooi vinden? Waarom vind ik het zo leuk om naar Temptation island te kijken? Is dat mijn eigen voorkeur? Of is het de sociale druk: dit moet je gezien/gelezen/gedaan hebben? Komt het door de media, omdat op televisie constant wordt gezegd: Dit is hét programma van het jaar?

Het lijkt sowieso te maken te hebben met de tijdgeest. Een mooi voorbeeld daarvan is het werk van dichter G.A. Bredero (1585-1618). Zijn teksten worden nu door ons gezien als belangrijk cultureel erfgoed, maar in de zeventiende eeuw stond hij bekend om zijn volkse dichtkunst. Wie weet wordt Temptation island dus over een paar eeuwen ook wel gezien als hoogstaande cultuur…

Waar je zélf zin in hebt

In onze maatschappij is het bijna gemeengoed geworden om de hele dag met elkaar in competitie te zijn. Wie heeft de beste smaak of de meeste vrienden, wie verdient het meest? Ik vind het zalig om af en toe te denken: ik ga de strijd niet aan, ik heb maling aan status en doe waar ik zélf zin in heb. Het is zelfs wetenschappelijk bewezen dat het volgen en ontwikkelen van je eigen smaak meer voldoening geeft dan je beperken tot wat ‘hoort’ in je groep. De culturele bevrijding is een van de factoren die heeft bijgedragen aan de stijging van het gemiddelde geluk in Nederland.

In dat opzicht zou iedereen wat vaker kunnen toegeven aan z’n guilty pleasure. Dus sla lekker open, die Story. Kijk een soap, ook al zegt je innerlijke criticus misschien dat je je tijd ermee verdoet. We moeten al voldoen aan zo veel verwachtingen en regels, soms is het goed om je eigen plan te trekken.

  • Dit verhaal over het hebben van een guilty pleasure komt uit Flow 6-2018.

Tekst Fleur Baxmeier Illustraties Deborah van der Schaaf

 

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN