Verleden
“Van mijn vroege jeugd herinner ik me bijna niets meer. Dat zou te maken kunnen hebben met de dood van mijn vader – ik was zeven toen hij overleed. Ik weet niet meer hoe mijn ouders samen waren of hoe mijn vader en ik knuffelden. Als ik mijn dochter Zora haar vader op zijn kale hoofd zie kussen, ontroert me dat altijd. Zoiets moet ik vroeger toch ook gedaan hebben?
In de tijd dat ik geboren werd, woonden mijn ouders met mijn twee jaar oudere broer in een Haarlemse flat. Ze waren hippies: op oude foto’s zie je alles wat je je bij de jaren zeventig voorstelt, dat ze veel mensen over de vloer hadden en veel rookten.
Café in Haarlem
Mijn vader was een vrolijke, initiatiefrijke man, mijn moeder liet zich graag in zijn ideeën meeslepen. Hij werkte als graficus bij een drukkerij en zij bij een kunstuitleen, maar in mijn kleutertijd namen ze samen met vrienden een café in Haarlem over. Ik weet nog hoe ik weleens ’s avonds laat wakker werd en de trap naar het café af sloop om naar een optreden te kijken van jazzmuzikanten. Achter het café was onze woonkamer met een houten salontafel waarin een koperen fruitschaal vastzat. Daar gooiden mijn ouders de omzet in. Misschien dat ze daarom uiteindelijk failliet zijn gegaan (lacht).
We kwamen in een kraakpand met 26 kamers terecht, mijn broer en ik vonden het er geweldig. We ontdekten er steeds nieuwe ruimtes en vonden achtergelaten spullen.
Vlak voordat we op vakantie zouden gaan, de vouwwagen was al ingepakt, ging mijn vader naar het ziekenhuis omdat hij heftige buikpijn had. Hij moest meteen blijven. Wat er precies aan de hand was – kanker of een maagbloeding – weet ik nog steeds niet, maar een maand later was hij dood. Pas 31 jaar.
Ik weet nog haarscherp hoe mijn moeder het vertelde. We waren bij vrienden, zij kwam de trap op en ik dacht: o jee, ze is chagrijnig. Ze nam mijn broer mee naar het dakterras en eigenlijk wist ik toen al wat er aan de hand was. De minuten die ik binnen heb gewacht, duren in mijn herinnering uren. Mijn broer kwam met een betraand gezicht binnen en daarna was ik aan de beurt. Mijn moeder, pas 34, was kapot. Ik kon alleen maar denken: wat zielig voor haar. Mijn eigen verdriet kwam er pas jaren later uit, op die leeftijd begreep ik weinig van wat me overkwam. Mijn broer en ik zijn niet naar de begrafenis geweest, dat was mijn moeder afgeraden. Daar heeft ze veel later nog eens officieel haar excuses voor aangeboden.
Ongelukkige tijd
Er volgde een moeilijke tijd. We moesten weer verhuizen, kwamen in een aso-buurt terecht, mijn broer kreeg foute vriendjes en mijn moeder was ondertussen doodongelukkig. Ze kon geen troost aannemen, was vaak heel chagrijnig, voelde zich eenzaam, ging zuipen en met veel mannen naar bed. Wij waren blij als er een man was, dan was ze even vrolijk.
Eén keer was ze zo dronken dat ze van de fiets was gevallen. Kwam ik ’s ochtends de keuken in, zag ik haar in de kamer op de grond liggen met een kapot hoofd en een teil braaksel naast zich. Nu vind ik dat heftig om te vertellen, destijds nam ik dat gek genoeg voor kennisgeving aan: mama was blijkbaar heel erg dronken. Het zwaarste was voor mij op dat moment dat mijn moeder ongelukkig was. Ik probeerde haar niet tot last te zijn, maar haar gelukkig te maken. Dat lukte natuurlijk niet.
Alles kon en mocht
Toch was het niet alleen maar ellende met mijn moeder, ik heb ook mooie herinneringen aan mijn jeugd. Zeker in mijn puberteit was ze de coolste moeder die je kon hebben: iedereen mocht altijd langskomen, alles kon, alles mocht. We konden ons allebei enorm opwinden over onrecht in de wereld, daarin vonden we elkaar. Ze zat in een scene met veel kunstenaars en andere vrije geesten en was betrokken bij de oprichting van de Toneelschuur, waar ik vanaf mijn twaalfde in de garderobe werkte.
Zelf speelde ze ook amateurtoneel. Eén keer kwam ik met vrienden thuis en troffen we haar naakt op een stoel aan met een koeienkop in haar schoot. Ze werd gefotografeerd voor de affiche van de voorstelling Kop in je schoot. Ze groette ons zonder blikken of blozen: ‘Haaai!’ Ik schaamde me kapot, maar vond het ergens ook stoer, en mijn vrienden al helemaal.
Ik denk dat mijn belangstelling voor acteren is ontstaan doordat ik er via haar al jong mee in aanraking ben gekomen, maar ook doordat ik in het alledaagse leven zo gefocust was op de gemoedstoestand van andere mensen.
Aan die ervaring, dat constante inleven in anderen, heb ik als actrice veel gehad.”
Heden
“We wonen op een woonschip in Amsterdam, mijn vriend Roel, onze kinderen Stach (15) en Zora (12) en ik. Het is echt een schip, geen ark, we zouden ermee kunnen varen. Het is niet groot, maar een heerlijke plek, in de zomer duiken we zo vanaf de steiger het IJ in. We hebben het goed samen. Ik bevind me in een heel fijne periode in mijn leven. Ik heb ontzettend leuke kinderen, ik heb het naar mijn zin met Roel en mijn werk, en het verleden met mijn moeder heb ik in de aanloop naar haar dood, tweeënhalf jaar geleden, op een mooie manier kunnen afsluiten. Ik was bang dat er na haar overlijden nog veel shit naar boven zou komen, maar dat is niet gebeurd.
In de periode dat ik repeteerde voor de theaterversie van Borgen bij het Noord Nederlands Toneel, hoorden we dat ze uitgezaaide kanker had. Vanuit Groningen stuurde ik haar sindsdien elke dag een ansichtkaart met wat ik die dag had gedaan. Ik parkeerde de moeilijke gevoelens die er soms nog waren als we elkaar lang zagen.
We hebben die laatste maanden echt mooie momenten gehad samen, die me enorm hebben verrijkt.
Toen ik in het eerste jaar van de toneelschool in Amsterdam zat, ben ik heel boos op mijn moeder geweest. Dat uitte zich zelfs in misselijkheid als ik bij haar was. In die tijd heb ik afstand van haar genomen, we hebben elkaar een half jaar niet gezien. Wel schreven we brieven, waarin zij ook heel eerlijk was over de dingen die ze niet goed had gedaan.
Het was de zwaarste tijd in mijn leven, waarin het verdriet over de dood van mijn vader er voor het eerst echt uit kwam. Ik droomde veel over hem. Dat mijn moeder hem met een afstandsbediening tevoorschijn en weer weg knipte, of dat ik wist dat hij thuis was, maar hij weer weg was als ik daar eindelijk aankwam. Ik weet nog hoe ik met enig gevoel voor drama tegen een vriendin zei: ‘Ik heb een zwart gat in mijn leven dat niemand ooit zal begrijpen.’
Puberdagboeken
Mijn vaders afwezigheid was een deel van mijn identiteit geworden, dat ik op een bepaalde manier ook koesterde. Ik schreef zelfs aan hem, in mijn dagboeken. In dat eerste toneelschool-jaar heb ik een koffer vol met die puberdagboeken in één keer weggegooid. Het voelde als een bevrijding, ik wilde van mijn jeugd af. Nu heb ik er spijt van. En het hielp natuurlijk ook niet echt. Mijn verdriet was niet opeens weg. Ik raakte zelfs zo depressief dat ik wilde dat ik nooit geboren was. Ik ben in therapie gegaan om daaruit te komen. Ik herinner me dat ik na een poos weer zo’n symbolische droom had, waarin ik tegen mijn vader riep: ‘Ga weg! Jij bent dood!’
Nog steeds is hij aanwezig, maar niet meer zoals toen. Heel soms als er grote dingen in mijn leven gebeuren, droom ik weer over hem. Ik ben niet blij dat hij zo jong gestorven is, maar ik kan er goed mee leven omdat die gebeurtenis mij ook heeft gevormd en ik tevreden ben met hoe ik nu ben. Misschien dat het ontbreken van een vader ook de oorzaak was van mijn problematische verhouding met mannen in mijn twintiger jaren. Mannen stonden voor mij op een voetstuk, zoals hij. Het lukte in de liefde voor geen meter. Ik had wel verkeringen, maar – kort door de bocht – viel op de verkeerde mannen.
Moeilijk gedoe
Dit klinkt vreselijk cliché, maar op een gegeven moment besloot ik verkering met mezelf te nemen. Dan kwam ik thuis en vroeg ik voor de spiegel aan mezelf hoe mijn dag was geweest (schatert). Totdat ik Roel tegenkwam. Hij deed de techniek bij de musical Foxtrot waar ik in speelde. Hij was nuchter, lief en zat vol plannen en tussen ons liep het meteen goed. Daar moest ik echt aan wennen, mijn associatie bij de liefde was: moeilijk gedoe. Moeder worden was geen grote wens, maar bij Roel dacht ik al snel: als ik met iemand kinderen wil, dan met hem. Ik was al 35 toen Stach geboren werd, twee jaar later volgde Zora. Hun komst heeft me alleen maar heel veel goeds gebracht.
Ik weet nog dat ik een keer dacht: misschien is de reden waarom mensen kinderen krijgen wel dat ze moeten nadenken over iemand anders en daardoor minder over zichzelf kunnen piekeren.
Dat heeft het moederschap me in elk geval gebracht: het leven is er praktischer en aardser door geworden. En ik kon sindsdien ook meer begrip opbrengen voor mijn eigen moeder. Ik geloof niet dat een ander je kan genezen, dat moet je echt zelf doen, maar ik denk wel dat zowel Roel als de
kinderen mijn zelfbeeld enorm hebben versterkt.”
Toekomst
“Waar ik op hoop voor de toekomst? Dat de overgang snel voorbij is! Het gaat nu op alle vlakken heel goed in mijn leven, maar die overgang is vreselijk. Het ergste vind ik dat ik soms zo labiel als een deur ben. Laatst liep ik langs een etalage met een foto van een oud echtpaar: schoot ik meteen vol!
En ik kan ook zó woedend zijn, dan haat ik alles en iedereen en mezelf het meest. In het tweede seizoen van de tv-serie Oogappels is mijn personage in de overgang, dus ik mag het helemaal uitspelen. Dat is fijn, maar in het echt is er niks leuks aan.
Ik heb nu een tijd gefilmd voor Oogappels en Mocro Maffia. Ontzettend leuk – ik zou graag nog eens een grote rol in een film spelen – maar ik mis het theater dan wel. Bij film en tv ben je als acteur veel minder betrokken bij het geheel dan bij theater.
Ik ben een teamspeler, een family girl, dus dat repeteren met zo’n groep vind ik het leukste wat er is.
Ik geloof dat het daarom ook wel leuk is om met mij te werken. Ik denk dat ik al een paar rollen heb gespeeld die aan het eind van mijn carrière bij de belangrijkste zullen horen. Medea vond ik geweldig om te spelen en natuurlijk Birgitte Nyborg, de minister-president in de toneelbewerking van de Deense tv-serie Borgen. Die voorstelling duurde bijna tien uur. Het was een loeizware rol, maar ik heb mezelf daar echt overtroffen. Het was een onvergetelijke periode.
Ik heb veel geluk gehad in mijn loopbaan. In het eerste jaar van de toneelschool kregen mijn klasgenoot Frank Lammers en ik te horen dat het met ons niks zou worden. We moesten eigenlijk van school, maar omdat we voor het hele jaar hadden betaald, mochten we die tijd uitzitten. Tijdens scènestudies rond het werk van Judith Herzberg gebeurde er iets met me, ik bloeide op, waardoor ik uiteindelijk toch op school mocht blijven. Die doorbraak kleeft voor mij nog steeds aan Herzberg, dus ik vind het bijzonder om nu in haar toneeltrilogie Leedvermaak te gaan spelen.
Veel verschillende dingen
Na mijn afstuderen werd ik met een talentvol groepje meteen aangenomen bij Toneelgroep Amsterdam. Dat was eigenlijk een vervolgopleiding voor me. We hadden bij wijze van spreken ons rijbewijs, maar werden pas een goede automobilist toen we bij Toneelgroep Amsterdam in onze eigen auto de weg op gingen. Ik heb daar enorm veel geleerd en met alle grote acteurs op het toneel gestaan.
Ik verveel me vrij snel, dus ik ben dankbaar dat ik daarna zo ontzettend veel verschillende dingen heb mogen doen, van geëngageerde voorstellingen en klassiek teksttoneel bij verschillende toneelgroepen tot musical, films en series. Ik vind mezelf niet de beste in klassiek teksttoneel, ik maak best vaak tekstfoutjes. Er zijn acteurs die veel taalgevoeliger zijn dan ik en een perfecte tekstbehandeling en timing hebben.
Op technisch vlak vind ik mezelf vaak tekortschieten. Ik hoor nu al drie mensen die dit lezen, zeggen: ‘Malou, houd daar toch eens mee op, je doet het prima’ (grinnikt).
Waar ik wel goed in ben, is een personage heel menselijk maken, dicht bij het publiek brengen met mijn bloed, zweet en tranen. Ik leg mijn ziel erin. Er zijn maar weinig acteurs die dat weten te combineren met technische perfectie. Jeroen Willems was er zo een.
Sinds een tijdje geef ik ook les aan de mimeschool en ik word mentor van een klas aan de toneelschool in Arnhem. Ik merk dat ik het te gek vind om het beste uit mensen te halen. De rol van regisseur lonkt ook steeds meer. Ik ben lang een onzeker mens geweest dat zich heeft opgetrokken aan anderen, maar ik durf steeds meer te voelen dat ik best veel weet en ideeën heb die ertoe doen. Ik vermoed dat ik de stap naar het regisseren binnen een paar jaar wel ga zetten.
Inleven in een ander
In al mijn werk vind ik het belangrijk om stil te staan bij het verhaal dat we als acteurs aan het publiek willen geven. Dat kan maatschappelijk relevant zijn of heel persoonlijk, maar het moet iets teweegbrengen, herkenning bieden of juist zicht op het leven van anderen. Vorig jaar was ik met mijn gezin in Marokko en bezochten we een nomadenkamp. Ze hadden geiten, kamelen, een tent en wat huisraad, meer niet. Mijn zoon zei tegen me: ‘Ik kan me niet vóórstellen dat je zo kunt leven.’ Ik antwoordde: ‘Dat is nou precies wat je wel moet proberen.’ Je écht proberen in te leven in iemand anders is mijn vak, maar ik heb geleerd dat het ook een belangrijke sleutel is in de rest van het leven.”
Malou Gorter
Actrice Malou Gorter (Haarlem, 1969) is bekend van talloze tv-series, waaronder ‘Oogappels’ en ‘Mocro Maffia’. Ook vertolkte ze de rol van de legendarische kinderboeken-schrijfster in de serie ‘Annie M.G.’. Op toneel is ze al jaren te zien in uiteenlopende rollen bij gezelschappen als Oostpool en het Noord Nederlands Toneel (hoofdrol in ‘Borgen’). Van 8 april t/m 16 mei 2020 speelt ze in de trilogie ‘Leedvermaak’ van Judith Herzberg door Het Nationale Theater en Asko|Schönberg. Malou woont met haar vriend en twee kinderen in Amsterdam.
- Dit verhaal komt uit Flow 2-2020.
Interview Bas Maliepaard Fotografie Jon Tyson/Unsplash.com