Amateurisme: waarom we massaal beginnen aan nieuwe hobby’s

amateurisme

Jezelf yogales geven? Brood bakken? Tie-dyen? Het hoefde allemaal niet perfect de afgelopen tijd. Aaf Brandt Corstius over het nieuwe amateurisme.

“Wat zit je haar leuk,” zei ik halverwege de quarantaine tegen een vriendin. “Mijn vriend heeft het geknipt,” zei ze. Het haar van hun zoon had hij ook meteen gedaan. Met een YouTube-tutorial. Die hij pas halverwege het knippen had aangezet, overigens. Deze vriend was niet de enige die in de tijd waarin niets kon, ineens zélf iets bleek te kunnen – juist omdat er niets kon. We moesten wel: zelf ons haar knippen en bijverven, zelf de catering verzorgen bij wandelingen waar geen geopend pannenkoekenhuis meer aan het eind van het bospad lag, zelf de kinderen lesgeven, zelf sportschool spelen en yogales geven aan jezelf.

En mensen gingen, omdat ze alsmaar thuiszaten en even genoeg hadden van zoomen met de collega’s, ook nieuwe dingen proberen. De zelfgebakken broden waren niet van de lucht (en het meel was wekenlang op in de supermarkt), hele moestuinen werden aangelegd en ik zag mijn buren de ene mini-verbouwing na de andere initiëren. Mensen sprongen ineens met wetsuit en al in natuurwater en pakten het buitenzwemmen serieus op. Culinair journalist Mara Grimm gaf in eigen beheer, zelf ontworpen en op karton dat ze zelf bij het vuil vond, een kookboek uit, Crisiskoken. En mijn broer leerde zichzelf ukelele spelen.

Sereniteit van de natuur

Sommige van die nieuwe hobby’s bleken een onderliggende psychologische reden te hebben. Zo was ik bepaald niet de enige die naar het tuincentrum snelde om wat planten te kopen. Ook dat deed iedereen. Dat bleken we te doen, las ik in een interview met een psycholoog, omdat je in tijden van crisis verlangt naar de sereniteit van de natuur. En omdat het goed voelt, in nare tijden, om iets te doen groeien en bloeien. Om iets constructiefs te doen. Dus daarom stond die kamerlinde ineens prominent bij het raam in mijn keuken en zat ik de halve dag te kijken of hij wel genoeg water had gekregen.

Ik denk dat die psycholoog gelijk had en dat al dat zelf doen – als het al niet was ingegeven omdat het gewoon móést, omdat de kappers dicht waren – ook een andere reden had: iets constructiefs doen en daardoor controle voelen. Als je ineens midden in een pandemie zit die je eigenlijk niet zag aankomen en waarvan je ook niet weet wanneer die ooit weer zal eindigen, is het wel prettig om bepaalde dingen zelf in de hand te hebben. De groei van je kamerplant, het rijzen van het deeg, de eerste drie akkoorden op de ukelele. Iets leren en iets zelf doen of maken geeft een gevoel van controle.

Thuis prutsen

We waren ook op zoek naar iets wat ongeveer het tegenovergestelde van controle lijkt te zijn: vrijheid.
Zo veel dingen mochten niet, bijna alles was gesloten, overal stonden borden met wat je niet mocht. De Britse tv-presentator Sophie Morgan schreef op Cnn.com een kort stuk waarin ze de lockdown vergeleek met de tijd waarin ze verlamd raakte (veel erger, maar de vergelijking was wel treffend). ‘Onze grootste vrijheid vinden we in hoe we op de dingen reageren. Toen ik dat besefte, veranderde mijn perspectief op het leven. Ik maakte geen lijsten meer van alle dingen die ik miste, maar richtte mijn aandacht op alles wat ik nog wel kon doen. En al snel gaf mijn creativiteit me vleugels, binnen de grenzen van wat ik nog kon,’ schreef ze.

Afdruiprekje

Andere redenen die ik hoorde voor al die nieuwe hobby’s waren: ‘even niet dat monotone zoomen’, ‘escapisme’ en ‘ik wil geen coronanieuws meer lezen’. En voor sommigen kwamen die hobby’s voort uit pure verveling of verdriet, omdat al hun werk was weggevallen. John Donohue, een man die al zijn werk verloor in de crisis, schreef in The New York Times een prachtig stuk, The big impact of a small hobby, over hoe hij elke dag zijn afdruiprekje tekende en daar rust uit haalde. Soms tekende hij het rekje wel drie keer per dag. (Waanzinnige tekeningen, overigens!)

Omdat we als wereldbevolking – want dit nieuwe amateurisme speelde op veel plekken – allemaal tegelijk nieuwe hobby’s oppakten, kwam er meteen ook een versoepeling in de ambities die we daarmee hadden. Nee, we hoefden heus niet meteen Chinees te kunnen aan het eind van de quarantaine of volleerd yogi te zijn. We zagen elkaar allemaal thuis prutsen en waren allang blij als we iets hadden gepresteerd op een dag. Een vriendin stuurde me foto’s van haar ecolinekunstwerken. ‘Gewoon verf ergens op kwakken,’ schreef ze erbij. De lat lag laag en dat was goed.

Eigen leercurve

Toen ik dit stuk ging schrijven, dacht ik aan iets wat ik tijdens de quarantaine een beetje had geleerd: voor grote groepen koken. Ook dat was gekomen doordat het ineens zo’n andere tijd was en ik controle wilde over wat er gebeurde, en vooral: iets wilde dóén. Van een vriend hoorde ik dat er in het buurthuis vlak bij mij maaltijden werden gekookt voor mensen die door de crisis in geldnood zaten. Ik sloot me aan bij Joyce en haar dochters Shazia en Jasmin, die twee keer per week honderden maaltijden kookten voor arme mensen, zieken en ouderen. Ze namen me meteen op in hun groepje vrijwilligers, en zo stond ik niet veel later op een warme vrijdagochtend voor tweehonderd mensen kip kerrie te maken.

“Je hebt voor tweehonderd mensen kip gemaakt!” riep Joyce na een ochtend en middag hakken, kruiden en roeren, veel roeren. Ik had dat natuurlijk niet helemaal zelf gedaan, maar onder de zeer bezielende leiding van Joyce, maar toch: die pan was klaar. Het eten kon in de bakjes. De bakjes konden naar de mensen. Hoewel de aanleiding triest was, gaf het een goed gevoel. Voorzien van de juiste ingrediënten en met een goeie samenwerking kon ik – die vaak al struggelde om een gezin van vier een lekkere maaltijd voor te zetten – dus kip met rijst en groenten klaarmaken voor tweehonderd mensen.

Beginnen

Ik wilde al heel lang vrijwilligerswerk doen en grappig genoeg ook een kookcursus, maar ik zat zo vast in de routine van werk, de kinderen ophalen en sporten, dat ik niet zag hoe ik dat precies ging aanpakken. De tijdelijke stilstand van de wereld en de noodzaak die ik voelde toen de crisis zich duidelijker begon af te tekenen, zorgden ervoor dat ik eraan begon. Gewoon naar dat buurthuis fietste en me meldde in de keuken. Zo simpel was het eigenlijk.

Nu ik erover nadenk, begon ik aan meer dan alleen het koken en het zorgen voor die ene kamerlinde. Ik gaf de kinderen les en maakte daarin ook weer een heel eigen leercurve mee. Waar ik aan het begin nog heel sturend was, schema’s maakte en er constant naast zat als ze aan het werk waren, leerde ik algauw dat het veel beter werkte als ik in de buurt zat, maar niet bij elke rekenopgave mee zat te kijken op de laptop. Zoals Maria Montessori – wier lesmethode ik zelf als kind nota bene volgde op de basisschool – al zo treffend zei: “Leer mij het zelf te doen.” Maar dat moest ik dus even leren.

Thuisschool

Wat ik ook leerde als amateurjuf was om heel goed op te letten wanneer mijn twee leerlingen iets echt leuk vonden om te leren. Dan waren ze namelijk heel vatbaar voor nog meer informatie. ‘De gevoelige leeftijd’ noemt, alweer, Maria Montessori dat: de leeftijd waarop je bepaalde lesstof goed tot je kunt nemen. Bij ons was het meer: het gevoelige moment. Ik zag dat mijn dochter ineens erg aansloeg op de Eerste Wereldoorlog toen ze daar een spreekbeurt over voorbereidde, en pakte een boek met prachtige foto’s uit die tijd uit onze kast en liet haar zelf een filmpje van de mooiste beelden maken. Filmpjes maken is namelijk haar andere hobby. Ze was er uren geconcentreerd mee bezig.

Daarbij kwam dat ik ook wat creatiever moest worden om de kinderen na de thuisschool te entertainen, want hun voetbaltrainingen lagen plat en uitjes als de bioscoop en Ajax zaten er niet meer in. Dus trokken we alle witte T-shirts uit de kast en leerden onszelf tie-dyen. En natuurlijk bakten we ons, net als de rest van Nederland, door onze hele voorraad suiker, meel en boter heen. (Onbetwiste topper: de taart met mascarpone en rood fruit van Nigella Lawson.)

Gewoon proberen

Het lijstje gaat door. Naar de sportschool en de yoga-les ging ook niet meer, dus abonneerde ik me op de geweldige app Down Dog en deed ik bijna elke avond wel een half uur yoga. Ik bestelde een kettlebell en stretchbanden en zette mezelf voor gek in het park, waar ik geleid door YouTube op mijn telefoon oefeningen van Amerikaanse instructeurs uitvoerde.

O, en met het risico te klinken als een verwend nest, ook qua huishouden moest ik nog heel wat leren. Normaal gesproken doen we dat vrij basic en komt op donderdag de schoonmaker die de grote schoonmaak doet. Haar hadden we betaald verlof gegeven, want het leek ons niet goed om mensen thuis te ontvangen. En dus stelde ik een schema op en leerde mezelf spiegels tot glimmen te brengen, de wc echt goed te poetsen en het bed net zo strak op te maken als zij één keer per week deed. Nou ja, bijna net zo strak, want haar evenaren kon ik niet. Maar ik deed mijn best.

Niet perfect

Je best doen. Daar ging het om. Je best doen, maar heus niet op je allerbest presteren. Bij dat nieuwe amateurisme kwam er zelfs een beetje verzet op tegen de overachievers die in deze tijd meteen een nieuwe taal wilden leren, een onlinecursus quantumtheorie aan Harvard wilden doen of ingewikkelde soufflés gingen perfectioneren. Nee, dat hoeft nu niet, leek de consensus te zijn. Je mag van alles proberen, maar het hoeft niet meteen weer op het hoogste niveau.

Mijn conclusies: de kinderen gingen over naar het volgende schooljaar (de spreekbeurt kreeg veel tops!), ik blijf mezelf thuis yogales geven – want dat bevalt me heel goed, en ik blijf onder Joyce’ leiding enorme maaltijden leren koken in het buurthuis – ze heeft beloofd me loempia’s en sotosoep te leren maken. En: mijn kamerplant leeft nog. Deze amateur is trots op zichzelf.

Tekst Aaf Brandt Corstius Illustraties Penelope Dullaghan

Promotional image

Van mental health tot goed nieuws

Flow nieuwsbrief

Wil je nog meer verhalen van Flow? Twee keer per week versturen we een mail met nieuwe artikelen.

SCHRIJF JE IN